En die leeft, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend, in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. Openbaringen 1:18
O, welk een barmhartigheid, dat Hij, die dood was, leeft aan Gods rechterhand! dat Hij leeft als een verrezen Hoofd; dat Hij geen dode Zaligmaker is, maar een Zaligmaker, die leeft in eeuwigheid; die kan zegenen en ook zegent; die kan vertroosten en ook vertroost; die de ziel door alles heen kan helpen en ook helpt. Hij is geen Zaligmaker, die als het ware staat op de oever van een rivier en ons er uit helpt als wij de weg half zwemmende hebben afgelegd; Hij is geen Zaligmaker, die ons half weg naar de hemel brengt en dan zegt: laat ons afhouden of voor onszelf zorgen. Hij moet ons geheel naar de hemel brengen. Wij zijn niets en hebben niets zonder Hem. Hij moet zijn, zoals Hij is: ons „alles in alles.” Wij schatten Hem hoog in zijn dood; alleen zijn dood kan ons met God verzoenen; wij schatten Elem hoog in zijn leven; alleen zijn leven kan behouden. Wij hebben nu behoudenis nodig; behoudenis in het hart; een geestelijke behoudenis, geopenbaard in en aan de ziel; een behoudenis die naam waardig, geheel, ten volle, volkomen en eeuwig, tot prijs der overvloedige genade; een onherroepelijke behoudenis, die nooit kan verloren gaan; Gode waardig, de Godmens waardig; voldoende voor elke behoefte der ziel; komende bij elke beproeving van het hart, en in staat om de laagste en slechtste te behouden, „zonder geld en zonder prijs.”
Loof Hem, die u al wat gij hebt misdreven,
hoe veel het zij, genadig wil vergeven,
uw krankheên kent en liefderijk geneest;
die van ’t verderf uw leven wil verschonen,
met goedheid en barmhartigheên u kronen,
die in de nood uw redder is geweest.
Ps. 103:2