En Hij leidde ze op een rechte weg, om te gaan tot een stad ter woning. Psalm 107:7
Hij leidde ze uit. Uit de wereld, uit de zonde, uit de schijn te hebben van te leven, uit alles wat hatelijk is in zijn heilige en reine ogen. Om te gaan tot een stad ter woning. Zij hadden hier beneden geen stad om in te wonen; maar zij reisden naar een stad hierboven, welker muren en wallen zaligheid en welker poorten lof zijn; waar de ziel eeuwig vreugde zal genieten; waar iets vasts en eeuwigs is; alles om in al de behoeften van een ruime en onsterfelijke geest te voorzien, en hem die rust te geven, die hij gedurende zijn omzwerming beneden nooit had kunnen vinden. Als wij hier een stad hebben, hebben wij hierboven geen nodig. Dit moet dan onze toestand zijn: öf wij moeten pelgrims zijn te midden van moeilijkheden naar boven reizende, of hier beneden onze woonstede vestigen; de hemel hier of hiernamaals zoeken; vertrouwen op de wereld, of vertrouwen op de Heere; smachten naar de dingen des tijds, of smachten naar de dingen der eeuwigheid; berusten in zichzelf, of berusten in Christus. Een van beide moet onze toestand zijn. De Heere beslisse het duidelijk in de harten van zijn volk, dat zij aan zijn zijde zijn; en geve ons te verstaan en te gevoelen, dat onze rusteloosheid en onze onbekwaamheid om voedsel en een toevlucht te vinden in de dingen des tijds en der zinnelijkheid, ons ernstiger en geloviger doen zoeken naar de dingen, die in Hem vreugde geven; dat wij geen stad ter woning hier beneden vindende, mogen voorwaarts gedreven worden om de duidelijke getuigenissen te ontvangen, dat wij burgers dier stad daarboven zijn, „die fondamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is!”
God bracht na tegenheden
hen weer op ’t rechte pad
en richtte hunne schreden
naar een gewenste stad.
Laat zulken voor de Heer
zijn milde gunst bewijzen,
zijn wond’ren Hem ter eer,
voor ’t ganse mensdom prijzen!
Ps. 107:4