Zegt mij aan, gij die mijn ziel liefheeft, waar gij weidt, waar gij de kudde legert, in de middag: want waarom zou ik zijn als een die haar bedekt bij de kudden uwer metgezellen? Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen: zo gaat uit op de voetstappen der schapen en weidt uwe geiten bij de woningen der herderen. Hooglied van Salomo 1:7, 8
Indien gij zegt, dat gij voedsel en rust behoeft, om Christus voor uzelf te kennen en zijn tegenwoordigheid en liefde te genieten, dan geeft de Heere twee aanwijzingen om die twee zegeningen te genieten: 1. uit te gaan op de voetstappen der schapen, te wandelen in de weg, die de gunstgenoten van ouds hebben bewandeld, in de weg van lijden en geloof; 2. indien gij op de een of andere wijze wonen kunt bij de woningen der herders, en het voorrecht hebt het Evangelie in zijn zuiverheid en kracht te horen verkondigen, om uw geiten in uw arm nabij die woningen te brengen en ze neder te zetten om te grazen in de saprijke weiden. En wees verzekerd dat, zo gij komt tot de tenten der herders met een biddend gemoed en een hongerige ziel, en van God vraagt uw hart te openen, om met kracht het Woord te ontvangen, en het met zijn zegen te bekronen, dat gij vroeger of later voedsel en rust zult vinden. Maar deze dingen gaan samen; indien gij voedsel nodig hebt, zult gij gaan, waar het te vinden is; indien gij rust behoeft, zult gij gaan, waar zij te verkrijgen is. De wereld kan u noch het een, noch het ander geven. Maar zo gij voedsel en rust bij de woningen der herders vindt, zult gij waarlijk ondervinden, dat het Jezus zelf is, die u voedt, en Jezus zelf, die u doet nederliggen en rusten. De herders zijn slechts dienaren. Christus is de Bruidegom en Hij alleen heeft de Bruid. De vreugde der herders is de schapen tot Christus te brengen, opdat zij in Hem voedsel en rust vinden; en als uw hart de blijde klank hoort en gij gevoelt de kracht van Gods waarheid in uw ziel, dan zult gij zowel doen wat Christus u gebiedt, als genieten wat Christus u openbaart.
Hoed mijn ziel en red z’uit noden,
maak mij niet beschaamd, o Heer,
want ik kom tot U gevloden.
Ps. 25:10