Mijne genade is u genoeg; want mijne kracht wordt in zwakheid volbracht. 2 Korinthe 12:9
Hoe ondoorgrondelijk zijn Gods wegen! Dat zulk een hoogst begenadigd man als Paulus van de „derde hemel” moest nederdalen tot voor de poorten der hel (deze uitdrukking is niet te sterk, want „de engel des Satans” kwam van de hel), dat hij, als gevoelde zulks zijn ziel, moest zinken voor de poorten der hel, om daar door de „engel des Satans” met vuisten geslagen te worden, en dat alles, om hem een les te geven, die de hemel hem niet leerde: de kracht Gods wordt in zwakheid volbracht! Gelooft gij niet, dat, zo wij onze zwakheid moeten leren kennen, wij haar op dezelfde wijze moeten leren kennen? Hoe kwam Paulus tot die kennis? En moeten ook wij de onze niet verkrijgen, zij het ook in mindere mate, langs dezelfde wegen, door dezelfde middelen en door dezelfde inwendige onderwijzing? Indien wij het geheim van de kracht van Christus willen leren, dan is dit niet door dagelijkse vorderingen in vleselijke heiligheid, en door dagelijks in zichzelf sterker te worden. Het is niet door de oude natuur te veranderen en te verbeteren, als scheen zij nu en dan een afschaduwing van genade, evenals de kleuren van de regenboog zo harmonieus ineensmelten, dat men nauwelijks kan zien waar de ene eindigt en de andere begint. Want dit is het wat bedoeld wordt door „toeneming in heiligmaking”, dat de oude natuur zo trapsgewijze wordt verzacht en tot genade overgaat, dat men niet zeggen kan waar de oude mens ophoudt en de nieuwe natuur aanvangt. Leerde de Apostel de kracht van Christus op deze wijze? Neen, maar door met vuisten geslagen te worden door de „engel des Satans”, en door aldus zijn eigen kracht verslagen te zien, vond hij de kracht van Christus in zijn zwakheid volbracht.
Want goedertieren is de Heer,
zijn goedheid eindigt nimmermeer.
Zijn trouw en waarheid houdt haar kracht
tot in het laatste nageslacht.
Ps. 100:4