Onze Heere Jezus Christus, Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou ui t deze tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader; Dewelke zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. Galaten 1:3-5
De Heere Jezus kwam om ons van de wereld in ons alsmede de wereld buiten ons te verlossen, opdat door Zijn stervende liefde en verzoenende bloed een nieuw hart en een nieuwe geest aan ons geschonken zouden worden, zodat we niet altijd eigen doeleinden zouden blijven nastreven, niet altijd uit zouden zijn op het strelen van onze ijdelheid, eerzucht en begerigheid; maar dat het profijt voor de ziel voor ons van veel diepere betekenis behoort te zijn dan het profijt voor ons lichaam, de voorspoed van onze omstandigheden of de vooruitgang van onze gezinnen; dat we die egoïstische geestesgesteldheid die het levensbloed van een werelds hart is, zouden moeten haten en verafschuwen; dat de redding en loutering van onze ziel onze eerste zorg moet gelden; en daarnaast, voor zover we kunnen, de lichamen en zielen van onze medemensen weldoen. Onze Heere gaf Zichzelf derhalve voor onze zonden, opdat Hij ons ook zou verlossen van de geest van de wereld. En waar bevindt zich die geest? In ons eigen hart. We hoefden het gezelschap en de grondregels van de wereld buiten ons niet te vrezen, als we niet zo veel van de geest van de wereld binnenin ons hadden. Het is omdat we zo veel brandbaar materiaal in ons hart dragen, dat we terecht bang voor vuur zijn. Als ik in een onbrandbaar huis kon wonen, hoef ik niet bang te zijn als het huis van mijn buurman in vlammen staat; maar als mijn huisje een rieten dak heeft, zal ik zeker beven als de vlammen in de buurt van mijn woning komen. Zo is het in genade. Als ik volmaakt heilig zou zijn, geen boos hart bezat, niets wist van de zonde in het vlees, hoefde ik niet bang te zijn voor aanraking met de wereld. Maar omdat ik in mijn hart die wereld in me draag die slechts de tegenhanger en het evenbeeld van de wereld buiten vormt, moet ik de invloed ervan vrezen, en, als het ware, de adem van de wereld op mij: want als de geest van de wereld eenmaal mijn gedachten en gevoelens overmeestert, zal hij spoedig elk kwaad in mijn hart doen ontbranden.