Schoon van gelegenheid, een vreugde der ganse aarde is de berg Sion, aan de zijden van het Noorden; de stad des groten Konings. Psalm 48:3
Wij hebben wel eens gedacht, dat de reden, waarom Sion zinnebeeldig de Koninklijke troon van Jezus voorstelt, door velen niet goed begrepen wordt. De berg Sion was letterlijk een steile heuvel van de stad Jeruzalem, zó steil en ontoegankelijk, dat gedurende geslachten de kinderen Israëls er geen be2it van konden nemen. Het bleef als een klein Gibraltar in de handen der Jebusieten, de oorspronkelijke bewoners van die plaats. „Maar de kinderen van Juda konden de Jebusieten, inwoners van Jeruzalem, niet verdrijven; alzo woonden de Jebusieten bij de kinderen van Juda te Jeruzalem, tot deze dag toe”, Jozua 15:63. Maar toen David tot koning over Israël gezalfd was, en hij zeven jaren en zes maanden te Hebron geregeerd had, wendde hij zijn oog naar Jeruzalem, als een verkieslijke hoofdstad en een meer geschikte zetel voor zijn uitgestrekt koninkrijk. Doch zo lang de heuvel van Sion bezet was door de oorlogszuchtige Jebusieten, wilden zij hun bevel over het lagere deel der stad behouden. Zijn eerste stap derhalve was met Gods hulp de Jebusieten uit hun sterkte te verdrijven. Maar zó sterk was dit bolwerk, door de natuur en de kunst verkregen, dat dezen al zijn pogingen om het in te nemen bespotten. Zij zetten de blinde en de lamme soldaten van het garnizoen op de wallen;’ wij zouden hen de afgedankte invaliden van het leger noemen. Zij konden dus noch zien, noch wandelen, en dezen achtten zij ruim voldoende om Davids pogingen tot inname te kunnen verijdelen, 2 Sam. 5:6—8. Joab echter, met het uitzicht op een beloning, want hij was Davids overste, beklom de heuvel, sloeg de lammen en de blinden op de muur en de Jebusieten achter de muur en nam bezit van de begeerde plaats, 1 Kron. 11:6. Daar woonde David voortaan als haar overwinnaar als in een kasteel; daar vestigde hij zijn koninklijk huis en vandaar zwaaide hij zijn scepter over gans Israël, van Dan tot Berseba toe. Haar naam was zeer voorbeeldig, want zij beduidt letterlijk „zonnig”, of „op wat schijnen”, omdat zij naar net Zuiden zag en zich koesterde in de stralen van de warme zon. Zo werd de zonnige heuvel van Sion, als een heuvel van overwinning, en als de koninklijke zetel van David een passend zinnebeeld van jezus’ troon in het hof daarboven, wettelijk overwonnen, Openb. 3:21. Aldaar nu is Zijn Koninklijk paleis en regeert Hij als de gezalfde Koning van hemel en aarde. Zo stelt de berg Sion niet het kruis voor, maar de kroon, niet de wet, maar het Evangelie, niet de oorlog, maar de overwinning.