De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. Mattheüs 26:41
Waarom is het vlees zo zwak? Omdat het gevallen is, omdat het zondig is, omdat het in nauw verband staat met de verzoeking, die het voorgeworpen wordt. Het is zwak tegenover de verzoeking om dezelfde reden als een man, die sterke drank begeert, zwak is als het hem aangeboden wordt. Indien wij geen inwendige begeerte hadden tot het kwaad, geen hoogmoed, geen opstand, geen gevallen natuur, geen vleselijk gezinde geest, geen schandelijke genegenheden, geen aardse, zinnelijke of duivelse dingen in ons, behoefden wij dan de verzoeking wel te vrezen? Neen immers, want dan zouden wij er tegen bestand zijn; het zou zijn alsof men een lucifer in het water stak. Maar hier hgt onze zwakheid. Indien wij altijd konden weerstaan, dan zouden wij overwinnen; doch wij kunnen niet weerstaan dan door de bijzondere ondersteuning Gods. Dit is een les, die wij allen moeten leren. De zwakheid van het vlees vertoont zich voortdurend in toegevendheid, in geen weerstand te bieden, in het overgeven, in het toegeven, dikwijls zonder strijd, ja somtijds zelfs door zich aan de zijde van de verzoeking te plaatsen. Hoe treffend zijn de woorden van Hart:
Ik speelde ’s zeemans zotte spel,
Die zag, en niet de rots ontweek.
Is er iemand, die God kent en vreest, die zeggen kan, dat hij nooit dit spel gespeeld heeft; die de rots voor zich zag en er toch op gelopen is; die treurde, zuchtte, kermde en berouw had, en toch wederom is overwonnen geworden; die het uitgespreide net gezien heeft en het touw om zijn hals voelde, en er toch in gevangen geraakte, ik wil zeggen: erin geworgd werd? Door deze omstandigheden is het, dat wij de zwakheden van het vlees leren kennen; zwak om te geloven, zwak om te hopen, zwak om te beminnen, zwak om te vechten, zwak om te weerstaan, zwak om te overwinnen, zwak om te wachten of op wacht te staan, zwak om te bidden, zwak om staande te blijven, zwak tot alle goede dingen en sterk om het kwaad te bedrijven. Het vlees is inderdaad zwak. Wat zijn alle besluiten, beloften, wensen, betrachtingen, alle strijd, tenzij de ziel door de machtige hand Gods wordt ondersteund? En toch is de geest gewillig. Hier is het kind van God onderscheiden van degenen, die als een roof aan de verzoeking zijn overgegeven. Het heeft een gewillige geest, die zij niet hebben. Maar hoe is de geest gewillig? Hij is gewillig gemaakt op de dag van Gods heirkracht. Het is een nieuwe geest en daarom een gewillige geest. Maar wat wil het zeggen, gewillig te zijn? Gewillig om te gehoorzamen, om op wacht te staan, om te bidden, om de wil van God te betrachten, om de lusten en genegenheden van het vlees te kruisigen, om de oude mens af te leggen en de nieuwe mens aan te doen. En hoe betoont deze nieuwe mens zijn gewilligheid? Door menigerlei strijd, die hij onderhoudt tegen het vlees. Vlees en geest gaan tegenovergestelde wegen; de geest geheel gewilligheid, het vlees geheel zwakheid; het vlees rondom de geest gekronkeld, de geest strijdende onder de sterke omvatting van het vlees. De worsteling gaat van hier uit. De geest is gewillig om Gods Woord te lezen en Gods aangezicht te zoeken en het hart voor Hem uit te storten; het vlees is zwak en vindt het gebed een last. De geest is gewillig om offeranden te doen, om vervolgingen te verduren, om verdrukkingen te verdragen, om het kruis te dragen, om met Jezus te lijden, om tot den bloede toe de zonde tegen te staan; het vlees daarentegen is zwak en verhindert daardoor de geest, is onbekwaam om zelfs maar een ogenblik te staan, gaat akkoord met elke ingeving tot het kwade en luistert naar elke aantijging, die satan in het oor blaast en hoort of luistert naar het gemoed. Waar nu de geest gewillig is en het vlees zwak, is dit een reden, dat wij wakende en biddende moeten zijn. Indien er geen gewillige geest was, wij zouden niet behoeven wakende te zijn, het zou nutteloos zijn; ook zou het gebed niet aangenaam zijn in de oren des Heeren Zebaoths. Indien er niets dan vlees was, de gelovige zou enkel zwakheid zijn; maar de geest hebbende, is er in hem enige gewilligheid, en de Heere merkt hierop.