Door J. C. Philpot
Wat de religie van een kind van God echt onderscheidt—niet alleen van de openlijke goddeloosheid van ongelovigen, maar ook van de lege, oppervlakkige godsdienst van mensen die alleen met hun mond belijden—is de gemeenschap met God zelf.
We zien dit duidelijk terug in het leven van de heiligen uit de Bijbel. Abel zocht contact met God toen hij het beste van zijn kudde offerde, vertrouwend op het verzoenende bloed van het Lam van God. God aanvaardde zijn offer en liet blijken dat Hij er tevreden mee was. Zo ontstond er echte gemeenschap tussen Abel en God. Henoch “wandelde met God”—en dat kan alleen als er overeenstemming en verbondenheid is. Abraham werd “de vriend van God” genoemd, Mozes sprak met God “van aangezicht tot aangezicht” en David werd “een man naar Gods hart” genoemd. Al deze voorbeelden laten zien dat zij dicht bij God leefden en in hechte gemeenschap met Hem wandelden.
De heiligen uit Hebreeën 11 leefden allemaal een leven van geloof, gebed en omgang met God, zelfs als ze werden vervolgd, arm waren of moesten vluchten. Ondanks hun lijden werden ze gedragen door Gods Geest en kracht, en hielden ze vast aan hun relatie met Hem. Zelfs als ze gemarteld werden, weigerden ze hun geloof op te geven, omdat ze hoopten op een betere opstanding en verlangden om God in Zijn heerlijkheid te zien.
Diezelfde gemeenschap met God is waartoe Hij ook nu nog Zijn kinderen roept. Zoals er staat: “God is getrouw, door Welken gij geroepen zijt tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onzen Heere.” (1 Kor. 1:9). Gemeenschap met Jezus is gemeenschap met God zelf. Zoals God Abraham uit zijn land riep, zo roept Hij mensen:
uit de wereld,
uit de duisternis,
uit zonde en dood,
uit uiterlijke godsdienst en eigen gerechtigheid,
uit een schijnbare, maar niet oprechte geloofsbelijdenis,
om met Hem te leven en Zijn liefde en genade te ervaren.
Alles wat God doet in het leven van Zijn kinderen, is erop gericht hen dichter bij Hem te brengen. Beproevingen, moeilijkheden en verdriet zijn bedoeld om hen te vormen en voor te bereiden op de eeuwige gemeenschap met Hem, waarin ze voor altijd door Zijn liefde omringd zullen zijn.
Zelfs als iemand net tot geloof komt, is er iets in zijn hart dat hem onderscheidt van anderen, ongeacht hun overtuigingen of gedrag. Ondanks verwarring, schuld of zelfveroordeling is er een verlangen naar God, ook al weet men nog niet goed wie Hij is. Er is:
besef van Gods grootheid,
eerbied voor Zijn Naam,
ontzag voor Zijn woorden,
nederigheid,
oprechtheid,
zelfonderzoek,
angst voor schijnheiligheid,
verlangen naar het licht,
worsteling om het goede te doen,
gevoeligheid voor zonde en eigen zwakheid.
Deze innerlijke houding zie je niet bij mensen die alleen uiterlijk godsdienstig zijn, ongeacht hun achtergrond of overtuiging. Bij hen ontbreekt het aan echte bekering, geloof en eerbied voor God. Hun religie is vooral uiterlijk en gebaseerd op eigen kracht of kennis, maar mist de diepgaande verandering die Gods genade brengt.
Wie door God levend gemaakt is, beleeft zijn geloof diep van binnen, vaak te midden van strijd en beproeving. Soms durft hij nauwelijks tot God te naderen vanwege het besef van zijn eigen zonden, maar toch zoekt hij steeds weer Gods nabijheid in gebed. Soms voelt hij zich schuldig of onwaardig, soms is er twijfel of angst dat zijn geloof niet echt is. Maar juist door deze worstelingen leert hij steeds meer over zichzelf, over de leegte van uiterlijke godsdienst, over de kracht van zonde en de noodzaak van Gods genade.
Naarmate hij meer leert over wie God is—Zijn liefde, vergeving en volbrachte werk door Jezus—groeit het verlangen naar echte gemeenschap met Hem. Elke nieuwe ervaring van Gods goedheid trekt het hart dichter naar Hem toe. Ook al struikelt hij soms, voelt hij zich koud of ver weg, telkens weer wordt zijn hart geraakt, zoekt hij vergeving en verlangt hij naar Gods nabijheid.
Het vraagt veel om de ziel tot rust te brengen bij God: beproevingen, lessen in nederigheid, het loslaten van eigen trots, en het leren vertrouwen op Gods liefde en verlossing. Maar juist in deze weg groeit het verlangen om niet meer tegen God te zondigen, maar te leven in eerbied en afhankelijkheid van Hem.
Al deze innerlijke ervaringen komen voort uit de gemeenschap tussen Christus en de gelovige. Zoals de Bijbel zegt: “Wij zijn leden van zijn lichaam.” Jezus heeft ons lijden gedragen en weet wat het is om verzocht te worden. Daarom kan Hij ons begrijpen, troosten en kracht geven, zodat wij uiteindelijk overwinnaars worden door Zijn genade.
Dit onderwerp is zo rijk en diep dat het nauwelijks te bevatten is. Het reikt van de diepste pijn tot de hoogste vreugde en omvat alles wat het betekent om als mens met God te leven—nu en tot in eeuwigheid.