Door J. C. Philpot
Het verlangen om niet geheel te verdwijnen, maar voort te leven in de herinnering van hen die we achterlaten, is diep verankerd in het menselijk hart. Zelfs wanneer ons sterfelijk lichaam terugkeert tot het stof, blijft de wens bestaan om niet vergeten te worden. Dit gevoel leeft niet alleen in het individu zelf, maar wordt ook gedeeld door nabestaanden en vrienden. Van een eenvoudige grafsteen op een dorpskerkhof tot een indrukwekkend mausoleum in het park van een edelman, of een rijk versierd monument in Westminster Abbey: overal zien we de uitdrukking van dit universele verlangen dat de overledenen niet volledig uit het geheugen van de aarde verdwijnen.Toch zijn van alle monumenten de meest blijvende die, welke de overledenen zelf hebben nagelaten door hun talent of hun werk. Steen slijt, brons roest, en zelfs als dat niet zo was, zouden namen alleen snel vergeten worden. Maar de werken waarin het genie zijn onuitwisbare stempel heeft gedrukt, blijven vaak generaties lang voortleven. Dit geldt niet alleen voor de natuur, maar ook voor de genade: niet alleen voor literaire schatten die van hand tot hand gaan, maar ook voor de geschriften van gelovigen die generaties van Gods familie onderwijzen en opbouwen. Vele heiligen uit het verleden hebben geleefd zonder dat er nog een spoor van hen te vinden is; vele geliefde predikanten hebben gesproken, wier namen nu vergeten zijn. Maar God, die in hun harten werkte, heeft anderen ertoe aangezet hun ervaringen en getuigenissen op te schrijven. Zo spreken zij, hoewel gestorven, nog steeds tot de kerk van Christus via hun geschriften. Hun lichamen zijn tot stof vergaan, hun zielen tot rust gekomen, maar hun woorden leven voort en raken ons hart en geweten door de hand van de grote Meester.
Degenen die hun leven enkel voor zichzelf hebben geleefd, proberen soms hun nagedachtenis te vereeuwigen met monumenten van steen en brons, omdat er geen levende getuigen zijn die hun goedheid prijzen. Maar de vervaagde letters en verweerde stenen tonen al snel dat hun gedenkteken met hen is verdwenen.
Wanneer echter genade het talent heiligt en inzet voor Gods glorie en het welzijn van Zijn volk, worden zulke schrijvers niet alleen herinnerd in het hart van de rechtvaardigen, maar blijven hun werken tot zegen zolang ze bestaan. Er leefden in de zeventiende eeuw wellicht predikers die even krachtig waren als Bunyan, of even diepzinnig als Owen, maar zij lieten geen “Pilgrim’s Progress” of “Communion with God” na om de kerk te onderwijzen. In latere tijden waren Hart, Newton en Berridge niet de enigen met hun bijzondere levensweg, maar hun geschriften leven voort, terwijl anderen, zonder blijvend getuigenis, op aarde vergeten zijn.