Richt u merktekenen op, stelt u spitse pilaren, zet uw hart op de baan, op de weg, die gij gewandeld hebt. Jeremia 31:21
Op de weg die achter ons ligt, ligt vaak een gezegende bemoediging voor de toekomst. Als wij reizigers zijn op de weg naar Sion zullen wij ook onze verschillende merktekens hebben. Een zichtbare roeping, een zichtbare verlossing, of een genadige openbaring van Christus. Hier weer een ontvangen belofte en daar een antwoord op het gebed, of een bijzondere zegen onder de prediking van het Woord. Een vriendelijke verzekering van ons deel in het bloed van het Lam. Een doorbraak van goddelijk licht, wanneer wij in grote duisternis wandelen. Een lieflijk teugje troost in een tijd van zorgen en benauwdheid. Het tot rust komen van de winden en golven binnen en buiten ons, door de woorden: ‘Ik ben het, vreest niet’. Het is een zegen om zulke tekens te kunnen oprichten, want het is een bewijs dat we op de goede weg zijn. En al kunnen velen die God waarlijk vrezen zulke zichtbare tekenen niet oprichten, toch zijn zij niet zonder, en hun getuigenis is even zeker en daarom niet minder toereikend. De godsvrucht in een zuiver geweten, de Geest van genade en gebed in hun harten, hun verbondenheid met het volk van God in een hartelijke genegenheid. Hun liefde tot de Waarheid in haar zuiverheid en kracht, hun ernstig verlangen, hun groeiende hoop, hun bange vrees, hun eerlijkheid en eenvoud, maken hen jaloers op zichzelf omdat ze bang zijn zichzelf te bedriegen of te misleiden. Hun afscheiding van de wereld, hun nederigheid, hun zachtmoedigheid, hun stilheid en hun algemene bezorgdheid, die vaak krachtigere uitdrukkingen en hogere eisen beschamen. Deze en soortgelijke bewijzen kenmerken velen als kinderen van God; terwijl zij hun aanspraak op dat voorrecht en die zegen niet helder kenbaar maken. Maar of de merktekens nu groot of klein zijn, of zij nu schitteren in het zonlicht, of verdonkerd zijn in de schemering, de jonkvrouw van Israël wordt altijd opgeroepen, ‘om zich op te richten’ en haar hart te richten op de weg die zij gegaan is.
Gedenk aan ’t woord, gesproken tot Uw knecht,
Waarop Gij mij verwachting hebt gegeven;
Dit is mijn troost, in druk mij toegelegd,
Dit leert mijn ziel U achteraan te kleven;
Al ’t geen Uw mond aan mij had toegezegd,
Gaf aan mijn hart vertroosting, geest en leven.
Ps. 119:25