Want Ik ben God en geen mens. Hoséa 11: 9
Wij spreken soms van eigenschappen van God, en wij gebruiken de woorden voor ons begrip. Maar strikt genomen heeft God geen eigenschappen. Zijn eigenschappen zijn Hemzelf. Wij spreken bijvoorbeeld van de liefde van God, maar God is liefde; van de rechtvaardigheid Gods, maar God is rechtvaardig; van de heiligheid Gods, maar God is heilig; van de vlekkeloosheid van God, maar God is vlekkeloos. Gelijk Hij geheel en al liefde is, zo is Hij geheel en al rechtvaardig, heilig, rein en vlekkeloos. De liefde is dan oneindig, omdat God oneindig is. Hij zou ophouden God te zijn indien Hij niet liefhad en indien de liefde niet zo uitgebreid was als Hij Zelf is, zo uitgebreid als Zijn eigen, onbegrijpelijk bestaan. De liefde van de Zoon van God is mede gelijk en mede eeuwig met de liefde des Vaders, want de heilige Drie-eenheid heeft niet drie onderscheiden liefden, noch in tijd, noch in graad. De Vader bemint van alle eeuwigheid, de Heilige Geest bemint van alle eeuwigheid. De liefde van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest als één gelijke, onscheidbare, oneindige Jehova, kan slechts één zijn. Daarom lezen wij van „de liefde van God”, dat is de Vader, 2 Cor. 13:14; van de liefde des Zoons, Gal. 2:20; en van de liefde des Heiligen Geestes, Rom. 15:30. Deze oneindige liefde kan dragen al onze zwakheden, al die zware zonden, en zij was lang geleden reeds geheel en al verbroken geweest, ware het niet dat de liefde onbegrensd is. Dit wordt zo schoon door de profeet uitgedrukt: „Hoe zou Ik u overgeven, o Efraïm? u overleveren, o Israël? Hoe zou Ik u maken als Adama? u stellen als Zeboïm? Mijn hart is in Mij omgekeerd; al Mijn berouw is tezamen ontstoken. Ik zal de hittigheid Mijns toorns niet uitvoeren; Ik zal niet wederkeren om Efraïm te verderven, want Ik ben God en geen mens”, Hoséa 11:8, 9.