Die overwint. Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is. Openbaring 2:17
De schapen van de Heere zullen eerst hevige honger moeten ervaren om het manna te leren waarderen, want ‘een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem’ (Spr. 27:7). Sterker nog, over het algemeen is een pijnlijke ervaring noodzakelijk om die eetlust op te wekken. Kijk eens naar de arbeider. Wat heeft hij toch een eetlust! Wat geniet hij van zijn eten, hoe eenvoudig het ook is! Waardoor heeft hij zo’n eetlust? Welnu, door zijn harde werken. Net zo is het met de geestelijke werkers, want die zijn er in het koninkrijk Gods. ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt’; ‘Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven’ (Joh. 6: 27); ‘In alle smartelijke arbeid is overschot’ (Spr. 14: 23). Te werken onder een zondelast, tegenover krachtige verzoekingen, een lichaam van zonde en dood, en een hele horde begeerten en verdorvenheden, zal iemand doen smachten naar een betere gerechtigheid dan die van hemzelf. We roepen zelden om het levende brood tot we bijna zijn verhongerd. Dan, wanneer niets anders dan Jezus genoeg zal zijn, treedt God naar voren met dit Woord: ‘Ik zal u spijzen.’ Soms zal het een belofte zijn; soms een glimp van Jezus; soms een zoete verzekering van het deel aan Zijn bloed en rechtvaardigheid; soms een glimlach; soms een teug van Zijn barmhartigheid, goedheid en liefde. Als er een evangeliewaarheid aan het hart wordt toegepast; als het geloof haar omhelst, de hoop zich erin verankert en de liefde ernaar uitgaat, wordt de ziel goddelijk gespijzigd. De honger wordt merkbaar gestild: het Woord van God smaakt zoet; Jezus wordt in het hart ontvangen; en zoals het schaap ligt te herkauwen, overdenkt en overpeinst de ziel de waarheid Gods, en geniet er telkens opnieuw van. Wees nooit tevreden met alleen de letter van de waarheid. Zoek in uw persoonlijke en zalige ervaring de verklaring van Jezus vervuld te krijgen: ‘De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven’ (Joh. 6:63.).
Lezen: Amos 8