Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! Want Ik ben God en niemand meer. Jesaja 45:22
Ik geloof dat sommigen van u weten wat het is om in uw bevinding aan ‘de einden der aarde’ te zijn. U kunt niet bij God komen, kunt Zijn aanwezigheid niet ervaren, kunt het licht van Zijn aangezicht niet zien, kunt Zijn liefde niet proeven. Zonde verduistert uw geest, belast uw geweten, en bedrukt uw ziel, zodat u geen vergeving, verzoening, aanvaarding, nabijheid en vrede kunt ervaren. Er is afstand, een barrière, een afscheiding tussen God en uw ziel, en u kunt niet met heilige stoutmoedigheid nabij komen. Wat is het dan passend, bemoedigend voor zulke gevoelige zondaren te zien dat men onder dergelijke omstandigheden nabij mag komen. Heb ik onbetamelijke dingen gezegd en gedaan? Is er schuld op mijn geweten gekomen en heeft wanhoop mijn hart gevuld? Moet ik daarom aan ‘de einden der aarde’ blijven? De Heere zegt: ‘Wendt U naar Mij toe’, opdat mijn schuld mag verdwijnen. Ben ik een arme, afvallige ellendeling, die achter elke minderwaardige afgod aanloopt? Moet ik daarom bij de gebroken bakken blijven? De Heere zegt: ‘Wendt U naar mij toe’, opdat de arme afgodendienaar terug kan komen tot de fontein van het levende water. Als we ernstig onderzoeken wat we dagelijks zijn—wat we bijvoorbeeld de hele afgelopen week zijn geweest — welke verachtelijke gedachten, zondige verlangens, en lage begeerten — welke ijdelheid, onverenigbaarheid, overheersing door het zakendoen, liefde voor de wereld — kortom, welke lage werkingen van een verdorven natuur we hebben gehad, moeten we dan geen schuld bekennen? Wellicht ligt de schuld van die dingen nu op het geweten, maar werken ze als onoverkomelijke barrières? Als de Heere zegt: ‘Wendt U naar Mij toe, alle einden der aarde’, en de ziel is in staat gesteld te doen waartoe de Heere haar uitnodigt, ziet zij dan Jezus niet als haar wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing? En geeft dit dan niet nogmaals troost aan de arme, schuldige afvallige? Moedigt dit hem er niet nogmaals toe aan nabij te komen? Breekt dit niet het hart van de koppigste persoon, en trekt dit niet als met een koord van liefde de arme ellendeling aan die niets anders in zichzelf kan zien dan bezoedeling?