Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren. Psalm 119:5
Vaak komt er in de omgang van de Heere met ons een toestand of fase voor, eerder neergaand dan stijgend, waarin de voorschriften van het evangelie sterker worden veronachtzaamd. Als, zoals maar al te vaak gebeurt, onze eerste liefde voorbij is; als ons hart koud en doods wordt wat betreft de dingen Gods; als de zonde weer opleeft en haar verschrikkelijke kracht weer begint te vertonen; als de wereld ons aantrekt en verleidt; als onze voeten in de strikken verstrengeld raken die de duivel overal heeft neergezet, en we, zoals tot onze schande en ons verdriet gezegd moet worden, afdwalen van de Heere, de Springaders des levenden waters verlaten, en bakken uithouwen, gebroken bakken, die geen water houden (Jer. 2:13 ) — dan verwaarlozen we, helaas maar al te vaak, de voorschriften. We hebben dan namelijk het gevoel dat ze te bezwarend voor ons zijn, of ons geweten wellicht te sterk onder kritiek stellen. Onder de wet zijn we vervallen tot een wettische en starre geest, en nu, gedeeltelijk door onwetendheid en gedeeltelijk moedwillig, soms vanwege gebrekkig onderricht, soms doordat we onder verkeerde invloeden komen of slechte voorbeelden krijgen, vervallen we vaak tot een antinomiaanse geest. Dit is een van de gevaarlijkste en een van de ergste dingen waarin een kind van God verzeild kan raken. Maar de Heere zal Zijn kinderen dan niet in de steek laten. Na enige tij d beginnen we de ellendige gevolgen te merken van dat we ons niet gevoelig en gewetensvol gedragen, en niet handelen overeenkomstig onze heilige belijdenis. Schuld komt op ons geweten neer; de Heere houdt het licht van Zijn aangezicht weg; de geest vervalt tot dienstbaarheid, en zoals bij de wielen van de wagen van de farao, rijden we moeizaam verder (Ex. 14:2 5). Nu beginnen we in te zien dat het iets vreselijk slechts en bitters is om tegen de Heere te zondigen; dat we ons niet aan de voorschriften van het evangelie hebben gehouden zoals we zouden moeten; dat we de aanwijzingen van de Heere, geschreven als met een lichtstraal in het Woord der waarheid, niet hebben gevolgd met de strenge gehoorzaamheid die we hadden moeten betonenTerwijl we zo worden geleid en geoefend, beginnen we in een nieuw en fris licht, dat op het deel van Gods Woord met de voorschriften wordt geworpen, te zien dat ons veel blaam treft omdat we niet meer aandacht aan ze hebben geschonken. Dus, door verschillende oefeningen, sommige pijnlijk, andere aangenaam, soms gepaard gaand met dienstbaarheid, andere met zoete vrijheid, beginnen we eindelijk duidelijker dan ooit tevoren de aard van de evangelievoorschriften te begrijpen, en hoe noodzakelijk het voor allen is die God vrezen en liefhebben en Zijn wil verlangen te kennen en te doen, ze te gehoorzamen.
Lezen: 1 Thessalonicensen 5