Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen,die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Hebreeën 7:25
We weten wat het is om gebruik te maken van een voorspreker. Neem een kind dat zijn vader heeft beledigd. Het rent naar zijn moeder, en zij moet de voorspreker zijn. U bent een knecht en u heeft uw baas geërgerd. U spreekt met de voorman om een goed woordje voor u bij hem te doen. Of u hebt een vriend waarmee u ruzie heeft gemaakt en met wie u zich wenst te verzoenen. Een wederzij dse vriend brengt de verzoening tot stand. Pas dit nu toe. De Heere is rechtvaardig en u bent een zondige overtreder; de heiligheid, heerlijkheid en het gezag van God stroomt uit tegen uw zonde. U bent een zondaar en u hebt Gods wet dag en nacht overtreden. Hoe moet u verlost worden? Hoe moet de vergeving van de zonde plaatsvinden, een schuldig geweten worden gezuiverd, en uw ziel nabij God gebracht worden? Hier volgt het antwoord, een antwoord dat God heeft geopenbaard in ZijnWoord en in uw ziel. Er is een Middelaar, een Voorspreker- er is een Jezus.
Er is een Jezus! Zie op Hem! Ging Hij ooit ongemerkt aan een geval voorbij? Was Hij ooit doof voor enige uitroep? Riep de blinde Hem aan en maakte Hij hem niet ziende? Opende Hij geen dove oren? De melaatsen riepen uit, en maakte de Heere hen niet rein? Kregen degenen die honger leden niet te eten, werden de doden niet tot leven gewekt? Was er ooit een arm hulpbehoevend persoon die kwam en neerviel aan de voeten van Christus toen Hij op aarde was, die de gezegende Man van Smarten wegzond zonder acht op hem te slaan? Geen een! En heeft Hij nu niet dezelfde tedere gevoelens, en zijn die niet allemaal verbonden met oneindige kracht, barmhartigheid, genade en liefde? Aldus is Hij in staat volkomenlijk zalig te maken. Hij zit altijd aan Gods rechterhand. Als dus Zijn arme en hulpbehoevende volk inziet en ervaart dat Hij voor altijd leeft om voor hen te bidden, dan maakt dit hen mogelijk in God te geloven, en zich arm en hulpbehoevend aan Zijn voetbank te werpen!
Lezen: 1 Petrus 1:1-13