Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen. Jesaja 44:3
Het eerste werk van Gods Geest is de overtuiging van zonde. ‘En Die, gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde’ (Joh. 16:8). Toen Petrus op de dag van het Pinksterfeest preekte en de Heilige Geest zich met kracht bij het Woord voegde, werden de toehoorders verslagen in het hart.
Vervolgens giet God Zijn Geest uit over Sions zaad als een Geest der genade en der gebeden. Dit is nadrukkelijk gebeurd, overeenkomstig Zijn eigen belofte: ‘Over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik uitstorten de Geest der genade en der gebeden’ (Zach. 12:10). Deze Geest giet de Heere altijd uit over de ziel, wanneer het Hem behaagt om haar levend te maken. Als Hij aan Ananias het duidelijkste bewijs wil geven van de bekering van Paulus, zegt Hij: ‘Zie, hij bidt.’
Maar in de uitstorting van de Geest giet de Heere ook de Geest des geloofs over de ziel uit, want van het geloof wordt ons uitdrukkelijk gezegd dat het een ‘gave Gods’ is (Ef. 2:8) en de Heilige Geest verklaart dat het ‘een vrucht des Geestes is’ (Gal. 5:22). Alleen langs deze weg wordt blijkt het Evangelie een ‘kracht Gods’ te zijn, ‘een iegelijk die gelooft. Zonder Geest dus geen geloof, en zonder geloof geen zaligheid.
Ook geeft de Heere in de uitstorting van Zijn Geest op Sions zaad hen een goede hoop in de genade, want de Geest ontdekt Christus, Zijn liefde, genade en bloed, en door deze innerlijke ontdekking verwekt hij een lieflijke hoop in Zijn heil, ‘als een anker der ziel, dat zeker en vast is en ingaat achter het voorhangsel.’
lezen: Handelingen 2:29-42