Hebbende de beloften des tegenwoordigen en des toekomenden levens. 1 Timotheüs 4:8
Ware godsvrucht ligt diep; zij is geen ballon, die mijlen boven ons in de lucht zweeft. Zij is gelijk de Waarheid; zij ligt op de bodem van de put. Wij moeten dus tot de godsvrucht afdalen, indien wij haar in ons hart werkelijk willen ontvangen. De Heere Jezus Christus was een „Man van smarten en verzocht in krankheid”. Hij nam de laagste, de geringste en minste plaats. Hij was altijd in de diepte; zodat wij, zo wij met de Heere Jezus willen wandelen, met Hem door de diepte moeten gaan; door de diepte der vallei; door de diepte van het lijden; door de diepte der vernedering; door de diepte der beproeving; door de diepte der smart. Wanneer wij door wereldse vreugde zijn opgeblazen, hebben wij geen medelijden met de Heere Jezus Christus in zijn lijdende mensheid; dan gaan wij niet met Hem in de hof van Gethsémané, noch zien op Hem als op „het Lam Gods” aan het vloekhout. Wij kunnen het buiten de Heere Jezus wel stellen, als de wereld ons toelacht en de wereldse zaken de overmacht hebben in ons hart. Maar als er droefenis komt, een zwaar kruis, een last die ons neerdrukt, dan zinken wij neder op die plaats, waar de Heere Jezus alleen te vinden is. Dan bevinden wij, zo het de Heere behaagt, een weinig godzaligheid in de ziel, dat zij heeft de „belofte des tegenwoordigen levens”. Er zijn beloften van steun en sterkte, verlichting, vertroosting en vrede aan haar verbonden, welke de wereld niet kent; er is in haar een troost, een kracht, een waarheid, een zaligheid die geen taal kan uitdrukken. En als de ziel neergebogen is in de vallei der droefenis, en het behaagt de Heere haar daar te ontmoeten en te bezoeken en godzaligheid in haar daden en oefeningen te wekken, dan wordt zij bevonden „de beloften des tegenwoordigen levens te hebben”. Geloof, hoop, liefde, berouw, volheid des gebeds, nederigheid, verslagenheid van geest worden voornamelijk geoefend, wanneer de ziel door droefenis is neergedrukt. Hierin is de „belofte des tegenwoordigen levens” in het opwekken van die hemelse genade in het hart.
Ook hebt Ge mij niet weggestoten,
noch mij van alle kant
benauwd door ’s vijands hand.
Ps. 31:6