Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden; maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde. Hebreeën 4:15
Onze dierbare Heere Jezus heeft verzoekingen doorstaan in elke vorm en gedaante, want het Woord der waarheid verklaart, dat Hij in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde. Ik wens over dit onderwerp met omzichtigheid te spreken, want over een zaak, zó moeilijk en zó verborgen, is er groot gevaar om mis te tasten. Zo lang wij ons strikt houden aan de taal der Schrift, zijn wij veilig; maar op het ogenblik, dat wij gevolgtrekkingen uit het Woord gaan maken, zonder de bijzondere leiding van de Geest der waarheid, kunnen wij grotelijks dwalen. Gij kon soms denken, dat uw verzoekingen die van de Heere te boven gaan, maar het woord des apostels beslist deze zaak: „ln alle dingen is verzocht geweest, gelijk als wij, doch zonder zonde”. Het is een diepe verborgenheid, welke ik niet kan verklaren, hoe de verzoeking in alle dingen de heilige ziel van de onbevlekte Verlosser heeft kunnen aantasten. Ik geloof dit ten volle. Ik zie de genade en wijsheid, die er in doorstralen, en mijn geloof er in als een gezegende waarheid. Maar ik kan het niet verstaan. Ik weet en geloof ook krachtens het getuigenis van het Woord, en dat van mijn eigen consciëntie, dat met hoedanige verzoeking Hij ook aangetast is geworden, niet één daarvan Zijn heilige, menselijke natuur kon bevlekken of bezoedelen. Zij was absoluut en volkomen een zuivere, ongevallen, onsterfelijke natuur, alleen in staat te kunnen sterven door een vrijwillige daad, doch in zichzelf had die natuur geen zaden van ziekte, sterfelijkheid of dood. En toch lees ik, dat ofschoon Hij een heilige, zuivere, onbevlekte, menselijke natuur had, in een eeuwigdurende vereniging met Zijn eigen eeuwige, Goddelijke Persoon, Hij in alle dingen is verzocht geweest als wij. Deze verborgenheid kan ik niet peilen; en ik wens het ook niet te doen. Ik geloof het als een verborgenheid, evenals ik geloof de grote verborgenheid der godzaligheid: God is geopenbaard in het vlees. Nochtans dank ik God er voor, dat Hij in alle dingen, gelijk wij, is verzocht geweest, want dit maakt Hem tot zulk een medelijdende Hogepriester, Die medelijden oefenen kan met Zijn arm, beproefd, verzocht volk hier op aarde. Ik heb somtijds de verzoekingen, die op de ziel des Heeren zijn aangekomen, vergeleken met de baren der zee, die tegen een zuiver witte marmerrots aanslaan. De rots moge de schok gevoelen* doch deze wordt er nooit door bewogen of aangetast. Zij blijft onbewegelijk, onbewogen in haar oorspronkelijke vastigheid staan; zij blijft zich vertonen in al de helderheid van het zuivere, schitterende marmer als de golven zich terugtrekken en de zon haar stralen er op doet vallen. Evenzo bewogen al de verzoekingen, waarmede de Heere is verzocht geworden, de Rots der eeuwen niet, noch bezoedelden zij de zuiverheid, heiligheid en volkomenheid van het onbevlekte Lam Gods.