Die overwint, Ik zal hem geven te eten von het manna, dat verborgen is. Openbaring 2:17
Stel dat u in een valstrik bent verstrikt geraakt; stel dat u terneergeslagen bent door enige verleidingen van de duivel; was er dan geen verborgen manna voor u? Paste de Heere niet een gedeelte van Zijn Woord met zoetheid aan uw hart toe? U voelde beslist veroordeling, scherpe veroordeling; er was schuldgevoel, diep, donker schuldgevoel; u voelde schaamte, want u was ermee bedekt; er was verwarring. Maar was er niet ook een zoete belofte? Was er geen gedeelte van de Schrift met goddelijke kracht geopenbaard aan uw ziel? Was er geen getuigenis van de Geest Gods aan uw geest dat u tot Zijn volk behoorde? Was er geen Woord dat, als verborgen manna, met kracht en zoetheid in uw hart gelegd werd? Er is geen manna, en het zal er nooit zijn, als er nog schuld op het geweten drukt, als de zonde heerschappij voert, als we verstrikt zitten en terneergeslagen zijn door de valstrikken van de duivel, als we overweldigd worden door vleselijke begeerten, als hoogmoed en begeerlijkheid en elk kwaad de scepter zwaaien. Maar als de Heere ons op Zijn pad leidt — om te verzinken in zwakte en om in die zwakte Zijn volmaakte kracht te vinden; in schuld gedompeld te worden en dan te ervaren dat het verzoenende bloed wordt toegepast; te beven onder het gewicht van twijfels en vrees, en dan het dierbare Woord van Zijn getuigenis in het hart te voelen neerdalen — dat is manna. De kinderen van Israël kregen honger in de woestijn te verduren voordat het manna neerviel; en zo leren Gods kinderen de waarde van het verborgen manna kennen, de zoete mededelingen van boven, door honger en dorst te lijden in een woeste huilende wildernis (Deut. 32:10).
Lezen: Nehemia 9:7-21