Alzo zegt de Heere, uw Verlosser, de Heilige Israels; Ik ben de Heere, uw God, Die u leert, wat nut is, Die u leidt op de weg die gij gaan moet. Jesaja 48:17
Er zijn velen onder Gods uitverkorenen die nog nooit hun vleselijke bestaan zijn kwijtgeraakt; waarbij nog nooit de pezen van hun eigendunk zijn doorgesneden; die nog nooit, in de wanhoop van hun wegzinkende ziel, in lichaam noch geest, in het stof zijn gevallen voor het aangezicht van God. Maar het heeft voor hen geen zin over ‘een gezegende Jezus’ te praten, als ze niet op dit punt zijn geweest; het heeft geen zin dat ze het bloed en de rechtvaardigheid van Christus, en hemel en zaligheid en al zulke prachtige dingen, verheerlijken. Deze eeuwige feiten zijn bij hen volkomen misplaatst; ze hebben ze niet op de juiste wijze verkregen. Daarom komen alle mooie uitingen, en de gloedvolle beschrijvingen van Christus, en van Zijn glorieuze Persoon en ambten, die veel welbespraakte dienstknechten de mensen voorleggen, niet op hun hoorders over. Het is net als Arabisch spreken tegen mensen die alleen Engels verstaan. Ze begrijpen de taal niet; die klinkt hun volkomen vreemd in de oren. Ze vinden de vreemde taal, de melodieuze klanken van de taal van Kanaän, wellicht heel mooi klinken, maar ze kennen de echte betekenis, welke getuigenis van God in hun geweten dan ook, of enig sprankje van Christus’ heerlijkheid in hun hart net zo min als u of ik een dialect uit het midden van Afrika kennen. Het proces dat eigendunk geheel, met wortel en tak, in stukken snijdt in de ziel, is het enige proces dat de heerlijke genieting brengt van evangeliezegeningen. Veel mensen vergissen zich zo in de weg. Als ik vanochtend in plaats van naar het westen, naar het oosten was gegaan, zou ik nu beslist niet hier zijn geweest. Op soortgelijke wijze kan iemand nooit in de hemel komen als hij niet hemelwaarts, Sion-waarts, reist, op de manier die God Zij n kinderen heeft aangegeven. Het is een misvatting te denken dat we naar de hemel gaan als we niet iets van de goddelijke leer in de ziel afweten.
Lezen: Handelingen 9:1-22