Doch Gij, Heere, zijt een Schild voor mij; mijn Eer, en Die mijn hoofd opheft. Psalm 3:4
Indien ooit uw ziel is begunstigd geworden met een proefje van barmhartigheid, met een teugje uit de beek van Gods wellusten, indien ooit uw consciëntie de toepassing van het verzoenend bloed heeft ontwaard, of de liefde Gods in uw hart is uitgestort geworden door de Heilige Geest; tracht dan, wanneer de wet inkomt om u te vervloeken, altijd in gedachten te brengen, dat de Heere Jezus Christus als een schild tussen u en de vloek staat. De wet heeft met u, die gelooft, niets te maken; zij heeft haar vloek op Christus gelegd voor u, gelijk de apostel verklaart: „Hij is een vloek voor ons geworden”. En wederom: „Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout”, enz. Daarom heeft de wet met u, die gelooft in Christus Jezus, niets te doen. Hij heeft de vloek voor u ondervangen door hem in Zijn eigen lichaam en ziel te dragen, en nam hem, zonder u schade aan te doen, van u weg. Het is een kostelijke daad des geloofs, wanneer gij aldus Christus in uw armen nemen kunt en Hem als een schild opheft tussen de wet en uw consciëntie. En dit schijnt de apostel in zekere zin aan te duiden, als hij zegt: „En bovenal aangedaan hebbende het schild des geloofs, waarmede gij al de vurige pijlen des bozen zult kunnen uitblussen”. Want vele van deze vurige pijlen worden uit de wet genomen. Het is inderdaad een grote en bijzondere handeling van het geloof, om Jezus Christus in de armen te nemen en Hem op te heffen in het aangezicht van de wet, en in staat te zijn om te zeggen: „Wet, gij hebt niets met mij te doen; Jezus heeft al uw rechtmatige eisen vervuld en uw vreselijke vloeken gedragen. Hij is mijn Schild om mij te beschermen tegen uw veroordelend vonnis, al uw vloeken zijn onschadelijk, zij kunnen mij niet genaken, omdat zij ten volle Hem getroffen hebben”. Ik zeg: dit is een bijzondere daad des geloofs, omdat wij dit niet zeggen kunnen, tenzij wij daartoe van Gods wege in staat gesteld worden. Zonder deze is het slechts een daad van vermetelheid. Ik mag er ook aan toe voegen, dat het een zeldzaam iets is, Christus als een schild op te heffen tegenover de vloeken van de wet; doch wanneer dit gedaan wordt onder de invloeden en bewerkingen van de gezegende Geest, dan is het een daad, die God goedkeurt en eert. Er is ook geen ander schild, dat haar vreselijke vloek kan ondervangen.