En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is; Welke de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen. Handelingen 3:20-21
Toen de Heere ten hemel voer voor het oog van Zijn leerlingen, ‘hielden zij hun ogen naar de hemel, terwijl Hij heenvoer’, en hun geloof, hoop en liefde volgden Hem langs de stralende weg omhoog. En terwijl ze zo naar Zijn roemrijke weg keken, schenen zij elke andere overweging uit het oog te verliezen. Maar ‘ziet, twee mannen’, twee engelachtige wezens in mensengedaante, ‘stonden bij hen in witte kleding, welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar de hemel hebt zien heenvaren’ (Hand. 1:11). Het was alsof de engelen tegen hen zeiden: ‘Jezus, uw Meester, uw Hoofd en uw Koning is niet voor eeuwig van u weggegaan. Hij zal eens, zoals Hij Zelfheeft beloofd, terugkeren in dezelfde heerlijke Persoon als die waarin Hij is opgevaren, in dezelfde goddelijke en menselijke natuur, en op de wolken van de hemel, die Hem nu hebben ontvangen buiten uw gezichtsveld. Daarom, kijkt, wacht en bidt in de tussentijd.’ Vanaf dat ogenblik is de terugkeer van de Heere daarom altijd een belangrijk onderdeel van het geloof van de Kerk van Christus geweest, vooral in de vroege periode van haar bestaan. Derhalve zien we dat Petrus hem onmiddellijk verkondigd: ‘En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is; Welke de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door de mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw’ (Hand. 3:20, 21). Dat de terugkeer daarna altijd een opvallend punt in het onderricht en de getuigenissen van de apostelen vormde, blijkt uit de bezielde brieven van het Nieuwe Testament, waarin die voortdurend naar voren wordt gebracht en waar naar wordt verwezen.
Lezen: Handelingen 3:12-26