De doden worden opgewekt. Matth. 11:5
De doden worden opgewekt. De „doden” zijn dezen, die van nature dood zijn in de zonde. Deze doden worden opgewekt, als het leven Gods in hun zielen wordt ingestort. Zij worden opgewekt tot het geloof in Jezus, opgewekt te hopen in Zijn Naam, opgewekt tot een gevoel van Zijn stervende liefde tot hun zielen, opgewekt vanuit twijfel en vrees, opgewekt uit de diepten van moedeloosheid, om op Hem te zien en verlost te worden. Welk een genade is het, dat de Heere des levens en der heerlijkheid nog dezelfde kracht in de harten van Zijn volk openbaart, als Hij eertijds openbaarde en dat Hij hen opwekt uit de staat des doods en der dodigheid. Gevoelen wij ons niet menigmaal zo dood, alsof wij niet een greintje hadden van de genade Gods? Zo dood, dat het nauwelijks mogelijk schijnt, dat wij ooit weer een indruk van het geestelijk leven zullen ontwaren? Zo dood, dat wij bijna vrezen of de kracht Gods wel ooit in onze zielen is gevoeld? Nu, de Heere wekt het leven en het gevoel in onze zielen door dezelfde kracht, die Lazarus uit het graf deed opstaan. Elke opwekking des harten tot Hem, elke smachtende begeerte om Hem te kennen en de kracht Zijner opstanding, elke uitademing van tedere aandoening, elke zucht, uitroep en klacht, elke gewaarwording, hoe kort, hoe voorbijgaand, tot God, is een bewijs, dat de Heere des levens en der heerlijkheid nog Zijn kracht in de harten van Zijn volk onderhoudt.