De blinden worden ziende, en dekreupelen wandelen, de melaatsen worden gereinigd,en de doven horen; de doden worden opgewekt.en de armen wordt het Evangelie verkondigd. En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden. Mattheüs 11:5,6
Al naar gelang we onze toestand van nature kennen en diep voelen, zullen we deze geestelijke wonderen ervaren en waarderen. Wie waardeerden de Heere in Zijn dagen dat Hij in net vlees was? Waren dit niet de personen die Hij aan de discipelen van Johannes liet zien? De blinde, de kreupele, de melaatse, de dove en de dode? En hoe hardnekkiger en hoe moeilijker herstelbaar deze gevallen waren, des te meer werden de kracht en de heerlijkheid van Jezus getoond toen Hij hen uit die hopeloze toestand haalde en hen genas en gezond maakte. Is dit niet ook zo in geestelijk opzicht? Als ik van nature niet totaal blind ben – als ik van nature niet helemaal verlamd ben – als ik niet geheel melaats ben – als ik niet volkomen doof ben – als ik niet helemaal dood ben – kan ik de macht van de Heere om deze ziekten weg te nemen niet kennen en niet waarderen. Maar als ik mijn verloren en rampzalige toestand diep besef, en weet dat ik van nature uit allerlei kwalen ben opgebouwd – dat alle ziekten in mij samenkomen – dat ik niet alleen blind ben, maar ook kreupel – niet alleen kreupel, maar ook melaats – niet alleen melaats, maar ook doof – niet alleen doof, maar ook van nature dood: dan leer ik onschatbaar veel waarde te hechten aan elke ademtocht, elke les van de Heilige Geest, elk kenteken van Gods gunst, en elk getuigenis dat ik een van de Zijnen ben.
Lezen: Mattheüs 9:1-17