Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om de Heere te kennen. Hosea 6:3
“Om de Heere te kennen” is bevindelijk en geestelijk de kracht van Jezus’ bloed en Zijn rechtvaardigheid, onze eeuwige vereniging met Hem te kennen; Hem te kennen, zoals Hij alleen te kennen is door de Geest in zielsgemeenschap met Hem, zodat wij met Hem kunnen spreken als een man spreekt met zijn vriend; Hem zo te kennen, dat de geheimen van Zijn hart aan ons worden geopenbaard, en wij door het geloof ingaan in de lengte en breedte en diepte en hoogte van de liefde van Christus, die alle verstand te boven gaat; Hem te kennen, als dronken wij in van Zijn Geest en hadden wij Zijn merkteken ingedrukt op onze zielen door de Heilige Geest; Hem te kennen als uit Zijn heerlijk heiligdom neerdalende in onze harten, onze zielen vervullende met Zijn tegenwoordigheid en Zijn liefde; Hem te kennen als Degene, Die in ons de hoop der heerlijkheid stortte, onze harten maakte tot Zijn tempel; Die in ons woont, Zichzelf in ons uitstort, in ons spreekt, als het ware elke beweging van ons hart en elk vermogen van onze ziel in beweging brengt. Dus de Heere te kennen is de zakelijke inhoud van levende godzaligheid. En daar “de Heere te kennen”, de kennis bevat van Jehova in Zijn Drieëenheid van Personen en Eenheid van Wezen, kunnen wij terecht zeggen, dat, Jehova de Vader te kennen in Zijn eeuwige liefde, Jehova de Zoon in Zijn zoenbloed en Jehova de Geest in Zijn Goddelijke werking en Zijn zegenend onderwijs, reeds hier beneden de voorsmaak der zaligheid, en God te kennen en God te zien de volle zaligheid hier boven is.
’k Heb U voorwaar in ’t heiligdom
voorheen beschouwd met vrolijk’ ogen.
Hoe zag ik daar Uw alvermogen,
hoe blonk Uw godd’lijk’ eer alom!
Want beter dan dit tijd’lijk leven
is Uwe goedertierenheid.
Och, werd ik daarheen weer geleid,
dan zou mijn mond U d’ere geven.
Ps. 63:2