Onze Heere Jezus Christus, Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader; Dewelke zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. Galaten 1:3-5
Het is vooral in de laatste ogenblikken van Zijn lijden dat we de Heere Jezus Zich uit vrije wil zien geven voor onze zonden. Als we Hem dan de donkere hof in volgen, waar Hij onder de overweldigende druk van de zonde en het verdriet grote druppels bloed zweette; vandaar naar de Joodse raad en Pilatus’ rechtszaal; en vandaar naar het kruis op Golgotha, waar Hij, als hoogtepunt van vernedering, tussen twee dieven werd gekruisigd – zien we, in deze laatste ogenblikken van Zijn lijden en gehoorzame dood, vooral wat de heilige Heere onderging toen Hij zichzelf opofferde om zonde voor ons te worden, opdat wij rechtvaardigheid Gods in Hem zouden worden (2 Kor. 5:21). Want door Zichzelf voor onze zonden te geven, nam Hij al de schuld, boete en straf daarvan op zich. Hij droeg onze zonden in Zijn eigen lichaam aan het kruis alsof ze van Hemzelf waren geweest; want door Zichzelf vrijwillig in de plaats van de zondaar te hebben gesteld, stond Hij als de Borg, van wie de rechtvaardigheid het uiterste eiste. Aldus doorstond Hij niet alleen de loocheningen van de zondaren tegen Hemzelf, maar wat veel moeilijker te verdragen was. Hij leed onder de ondraaglijke toorn van God, toen Zijn Vader Zijn gezicht voor Hem verborg, toen pijn Zijn levensgeest opeiste en toen Hij, als voor ons tot vloek gemaakt, tussen hemel en aarde als een schouwspel voor mensen en engelen hing. God de Vader aanvaardde deze plaatsvervanging, want het was volgens Zijn eigen eeuwige wil en goede bedoeling dat de Zoon van Zijn liefde Zichzelf zo zou geven voor onze zonden, dat Hij al hun schuld en verdoemenis zou vernietigen, ze achter Gods rug zou werpen, ze schoon zou wassen in de bron van Zijn verzoenende bloed, en ze voor eeuwig zou uitwissen als een wolk uit de hemel. Waar zouden we zij n, wat zouden we zij n, welke hoop zouden we kunnen hebben om aan de toorn te ontkomen zonder deze gezegende gebeurtenis, deze plechtige, goddelijke werkelijkheid dat de Zoon van God Zichzelf heeft opgeofferd voor onze zonden, en ze aldus voor altijd heeft vernietigd?
Lezen: Galaten 1:1-10