En zij in het land, waar zij gevankelijk weggevoerd zijn, weder aan hun hart brengen.dat zij zich bekeren, en tot U smeken in het land hunner gevangenis (.. ,), hoor dan uit de hemel. 2 Kronieken 6:37-39
Er zijn gradaties van gevangenschap. De zonde verwijdert iedereen die haar bedrijft van God; maar sommige zonden verwijderen de ziel verder van Hem dan andere. Wanneer ze zo gevankelijk worden weggevoerd, verliezen de arme gevangenen hun zoete vertrouwen; ze hebben niet dezelfde toegang tot God als voorheen, en in hun gevoel bevinden ze zich op grote, vaak heel grote afstand van God. Maar worden ze daar gelaten? Heeft de Heere helemaal geen aandacht meer voor hen? Vergeet Hij hun gevangenschap? ‘En daar,’ zegt Salomo, ‘als zij het weer aan hun hart brengen’ (2 Kron. 6:37). God brengt de gedachte in hun hart; het is bij hen net zo als bij de verloren zoon, ‘komen ze tot zichzelf.’ De zonde is op hen afgekomen als een vloedgolf, hij heeft hen weggevoerd, hen in gevangschap gedreven. Maar, ‘ zij denken na’; genadige gedachten komen in hun ziel op; de Heere raakt hun hart aan met Zijn vinger, en ‘ze denken na’ over waar ze zijn, en waar ze zijn geweest, wat ze hebben gedaan, en de situatie waarin ze verzeild zijn geraakt; en ‘zij bekeren zich, en smeken in het land hunner gevangenis,’ zeggende: ‘ Wij hebben gezondigd, verkeerdelijk gedaan, en goddelooslijk gehandeld.’ Belijdenis, eerlijke, diepe belijdenis van hun afvalligheid en zonde! En dan, daaruit voortkomend ‘als zij zich tot U bekeren, met hun ganse hart en met hun ganse ziel.’ Het moet zijn met het ganse hart en de ganse ziel: geen halve maatregelen volstaan als ze in het land van hun gevangenis zijn waarheen ze gevankelijk zijn weggevoerd; en ‘zullen bidden naar de weg huns lands, dat Gij hun vaderen gegeven hebt, en naar deze stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd heb; Hoor dan uit de hemel, uit de vaste plaats Uwer woning, hun gebed en hun smekingen, en voer hun recht uit, en vergeef Uw volk, wat zij tegen U gezondigd zullen hebben’ — vergeef hun al hun zonden als zij zich bekeren tot de Heere.
Lezen: Zacharia 9