Ik heb wel gehoord, dat zich Efraïm beklaagt. Jeremia 31:18
Het geestelijk gevoel van zonde is onmisbaar voor het gevoel van zaliging. Altijd moet er een gevoel van de ziekte voorafgaan en de ziel voorbereiden voor een gelovig ontvangen van — en een gepaste vrees voor het geneesmiddel. Waar God zijn Zoon met kracht wil openbaren, waar Hij het Evangelie tot een „blijde boodschap” wil maken, daar doet Hij de ziel de last der zonde gevoelen en er onder zuchten. En ik houd mij verzekerd, dat wanneer de mens gebogen gaat onder de last der zonde, hij ook vol klachten is. De Bijbel haalt honderden klachten aan van Gods volk, gebogen onder de zonden- last. „Mijn etterbuilen stinken; zij zijn vervuld vanwege mijn dwaasheid”, roept er een. „Ik ben krom geworden; ik ben uitermate zeer neergebogen; ik ga de ganse dag in het zwart” (Psalm 38 : 6, 7). „Mijn ziel,” roept een ander, „is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf” (Psalm 88 : 4). Een derde kermt: „Hij heeft mij geleid en gevoerd in de duisternis, en niet in het licht” (Klaagl. 3:2). Een levend mens moet onder zulke omstandigheden klagen. Hij kan de last niet dragen zonder over zijn zwaarte te klagen. Hij kan de pijl niet voelen steken in zijn geweten zonder van pijn te kermen. Hij kan de worm niet voelen knagen aan zijn levensbeginsel, zonder te klagen over zijn venijnige beet. Hij kan het niet gevoelen, dat God vertoornd op hem is, zonder bitter te klagen, dat de Heere zijn vijand is. Geestelijk klagen is bewijs van geestelijk leven, en wordt door God als zodanig erkend. „Ik heb wel gehoord, dat zich Efraïm beklaagt.” Het bewijst, dat hij reden tot treuren heeft, iets welks last hem doet klagen, dat de zonde zich aan hem in al haar hatelijkheid en boosheid vertoond heeft; dat bekommernis en een smart voor zijn ziel is; dat hij ze onder zijn tong niet kan doen verdwijnen als zoetigheid, maar dat zij ontdekt is door het alziend oog en gestraft door de straffende hand Gods.
’k Wil mijn misdaan, die U tergen,
niet verbergen,
ik bedek voor U die niet.
’k Ben vanwege al mijn zonden,
die mij wonden,
vol van kommer en verdriet.
Ps. 38:18