Maar de dwazen sterven door gebrek aan verstand. Spreuken 10:21
Er is zulk een nauw verband tussen de ware wijsheid, genaamd „de wetenschap der heiligen” (Spreuken 30:3) en de vreze des Heeren, en een nauw verband tussen de zonde en de vervreemding van God, dat Gods kinderen genoemd worden wijzen, en de zondaren dwazen. En dit niet slechts in het Oude Testament, gelijk dit gedurig voorkomt in het Spreukenboek, maar ook in het Nieuwe Testament. Velen van Gods kinderen hebben enig wantrouwen ten opzichte van de kennis, omdat zij niet zien het grote onderscheid tussen de geestelijke, bevindelijke kennis, waarvoor zij strijden, en tussen de kennis, die men noemt hoofdkennis. Zij verstaan, dat iemand kan hebben een welgevuld hoofd, doch daarbij een ledig hart. Er kan zijn een weten van alle verborgenheden en alle wetenschap, en toch niets zijn, 1 Cor. 13:2. Er zijn sommigen van deze veelwetende belijders, die de laagste karakters hebben, die de ware kerk beroeren kunnen; waarom ook degenen, die de Heere in waarheid vrezen, niet alleen in twijfel staan ten opzichte van hun persoon, maar ook over al de wetenschap, die zij voortbrengen. Maar vraag het volk van God eens of zij vreemd zijn van Goddelijk onderwijs. Zij hebben de zalving van de Heilige, waardoor zij alle dingen weten, 1 Joh. 2:20. Zij kennen de waarheid voor zichzelf, en de waarheid maakt hen vrij, Joh. 8:32. Vraag hun eens of zij niet alle dingen schade en drek achten om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, onze Heere, en of zij geen uitgaande begeerten des harten hebben om Hem te kennen en de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens; of er niet is een kennis der zaligheid door de vergeving der zonden, Lukas 1:77. Een kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus, 2 Cor. 4:6; een vervuld zijn met de kennis van Zijn wil, Col. 1 : 9; een wassen in de kennis van God, Col. 1 : 10; een opwassen in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus, 2 Petr. 3 : 18. Vraag het Gods kinderen of er niet een zodanige kennis als deze is, en of deze kennis niet het pit en merg, de inhoud van de wezenlijke godzaligheid is; en zij zullen uit één mond zeggen: Zo is het.