Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal Ik ze voeren. Jeremia 31:9
Niet voordat het Gode behaagd heeft de Geest der genade en smekingen op ons uit te storten, kunnen wij Hem naar eis aanbidden; want God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in Geest en in waarheid; ook kunnen wij zonder deze Geest die geestelijke offerande niet brengen, die door Hem, door Jezus Christus alleen kan worden aangenomen. Wanneer die Geest eenmaal gegeven en ontstoken is in het hart van een gelovige, kan Hij nooit worden uitgedoofd. Het is zoals het vuur op het koperen altaar, dat eerst door de Heere zelf van de hemel gegeven werd, en waaromtrent God zelf dat gebod gaf: “Het vuur zal geduriglijk op het altaar brandende gehouden worden; het zal niet uitgeblust worden” (Lev. 6:13). Dit vuur mocht verflauwen; het mocht bedekt worden met de as der offerande, maar nooit mocht het uitgaan door gebrek aan brandstof. Zo kan het ook soms bij u zijn, als ware er nauwelijks een Geest van gebeds in uw boezem, en soms kunt u u zo geheel ontbloot vinden van de Geest des gebeds en der smekingen, als hadt u nooit zijn levende bewegingen en werkingen gevoeld. Maar door omstandigheden zult u Hem weer voelen ontwaken. U zult gebracht worden onder eigenaardige beproevingen, waaronder u geen andere uitkomst kunt vinden dan voor de troon der genade; of God zal in zijn ontfermende genade zijn eigen genadige Geest op uw ziel blazen, en door zijn levendmakende adem dat vuur doen opflikkeren; ik wil niet zeggen ontbranden, want het was niet uitgedoofd, dat heilige vuur, hetwelk onder de as van de verdorvenheid scheen begraven, die inwendige geest des gebeds, die Hij u gaf bij uw wedergeboorte, en die nooit zal ophouden tot hij verandert in eeuwige lof.
Aanbidt Hem need’rig al uw leven.
Hem, die in ’t heiligdom verheven,
een godd’lijk licht van zich verspreidt.
Leer, aarde, voor zijn majesteit,
leer voor zijn aangezichte beven!
Ps. 96:6