Zo dan laat ons najagen hetgeen tot de vrede dient. Romeinen 14:19
Wat ligt er iets liefelijks in het woord „vrede”. Bunyan stelt dit juist voor in zijn „Pelgrimsreize”, waar hij spreekt van Christen, na gast geweest te zijn in het „huis van Schoonheid”, toen hij ging slapen in de kamer „Vrede” genaamd. En wat zegenrijke gewaarwordingen liggen in dat woord „vrede”. Het was de nalatenschap, die de Heere Jezus aan zijn Gemeente achterliet. „Mijn vrede geef ik u; Mijn vrede laat Ik u; niet gelijkerwijs de wereld die geeft, geef Ik hem u;” en de Apostel zegt er van, dat hij „alle verstand te boven gaat”. Nu schijnt het alsof velen, zelfs van de Gemeente des Heeren, verrukking des Geestes verwachten. Ik geloof, dat er veel geestvervoering is in het natuurlijk gemoed van de mens, zoals blijkt uit hetgeen ik zijn godsdienstige geschiedenis van alle eeuwen noem; en dit maakt, dat velen die, in andere opzichten, wel onderwezen zijn, uitzien naar gezichten, geestvervoering en geestverrukkingen; zaken, die de natuur kan nabootsen, of die de Satan als een „engel des lichts” kan namaken om de zielen te verleiden. Maar ik geloof, dat de Satan tot het geweten niet spreken kan van de vrede des Evangelies; hij kan geen heilige kalmte in de ziel uitstorten. Hij kan de wateren van het meer van Genesareth opzwepen tot een storm; maar er was er slechts Eén, Die zeggen kon: „Zwijg, wees stille!” De Satan kan een storm verwekken in ons vleselijk gemoed, maar hij kan die niet bedaren; hij kan geen olie uitstorten op de baren; noch de onstuimige borst tot kalmte brengen, en haar in staat stellen zich aan God over te geven. Van alle geestelijke zegeningen is er geen te verkiezen boven de vrede; en deze geloof ik, dat een kind van God het meest begeert.
Dat vreed’ en aangename rust
en milde zegen u verblij’.
Dat welvaart in uw vesting zij,
in uw paleizen vreugd’ en lust.
Om vriend en broed’ren spreek ik nu:
„De vrede zij en blijv’ in u,
nooit moet haar nijd of twist verkloeken.
Om ’s Heeren huis in u gebouwd,
waar onze God zijn woning bouwt,
zal ik het goede voor u zoeken.”
Ps. 122:3