Ik zag de Satan, als een bliksem, uit de hemel vallen. Lukas 10:18
Het verdient onze meeste aandacht en biddende overweging door het oog des geloofs de wijsheid en macht te zien, welke uitblinkende is in de wijze, waarop de alwijze God zijn lieve Zoon op aarde zond, om de werken des duivels te verbreken (1 Joh. 3:8). De Satan had, om zo te zeggen, een verwarde strik gespannen, toen hij de koorden der zonde om het hart des mensen sloeg. Die verwarde en sterk toegetrokken strik kon niet doorgehakt worden dan door een zwaard van almachtige kracht; maar hij moest door oneindige wijsheid en geduld in zijn gehele lengte ontward worden. Het werk door de Satan gedaan, moest ongedaan gemaakt worden. Ongehoorzaamheid moest ongedaan gemaakt worden door gehoorzaamheid — de vrijwillige gehoorzaamheid van de Zone Gods, en daarom van oneindige waarde. De zonde moest door een offerande geboet worden — de offerande van de natuur die gezondigd had, verenigd met de Persoon van Gods Zoon, verkreeg daardoor een onuitsprekelijke kracht. De dood moest te niet gedaan worden door de eeuwiglevende Zone Gods aan de dood over te geven. De Wet moest vervuld worden door de gehoorzaamheid van Hem, Die door zijn Goddelijke macht boven de Wet staat. De Wetgever moest worden de Vervuiler der Wet. Hij, Die de eeuwig Gezegende was, moest een vloek gemaakt worden; en de Heilige Israels, Die geen zonde kende, moest „zonde gemaakt worden, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.” Zo ging onze gezegende Heere door die distelen en doornen, „die tegen Hem in oorlog gesteld waren”. Hij ging door tot het eind toe in alles, wat Hij ondernam; en door door te gaan, verbrak Hij het werk van de duivel.
Maar, trouwe God, Gij zijt
het schild, dat mij bevrijdt,
mijn eer, mijn vast betrouwen!
Op U vest ik het oog:
Gij heft mijn hoofd omhoog,
en doet m’ uw gunst aanschouwen!
’k Riep God niet vrucht’loos aan;
Hij wil mij niet versmaan
in al mijn tegenheden.
Ps. 3:2