Het is goed, dat men hope, en stille zij op het heil des Heeren. Klaagliederen 3:26
De Heere brengt Zijn arme en nooddruftige kinderen niet tot een troon der genade om hen dan onmiddellijk nadat zij gekomen zijn terug te zenden. Maar Zijn bedoeling is om hun te tonen wat zij zijn, opdat zij Zijn gunstbewijzen zouden waarderen, en zij zichzelf al lager en lager zouden leren achten, en zij al hoger en hoger in Christus mogen opwassen, om onderwezen te worden te hunnen nutte (gelijk de Schrift spreekt). Hij beoogt Zijn wetten in hun hart te schrijven met regels, door de Geest getrokken met diepe lijnen, gegraveerd met een ijzeren griffie en lood, voor eeuwig in een rots gehouwen. Dus met geen letters in het zand gedrukt, die bij wassend getij of door de kracht des winds worden uitgevaagd, maar met letters, even bestendig als de ziel zelf. Het werk van de Geest in de harten van het verloste volk is een innerlijk werk, dat tot de wortel raakt; het is geen los werk, niet iets oppervlakkigs, niet iets, dat kan uitgewist of vernietigd worden, maar het is een werk, dat blijft en duren zal tot in eeuwigheid. De Heere maakt Zijn volk pasklaar voor de eeuwigheid, en daarom is Zijn werk in hen een doorgaand werk, het gaat in hun binnenste; het laat niets bedekt liggen, maar het keert alles om tot op de bodem toe, „ontblotende de grond tot de hals toe”, Hab. 3 : 13, en de Heere doet geestelijker wijze in een mens wat Hij letterlijk dreigde te doen aan Jeruzalem: „En Ik zal Jeruzalem uitwissen, gelijk als men een schotel uitwist; men wist ze uit en men keert ze om op haar holligheid”, 2 Kon. 21:13. Daarom beantwoordt Hij de gebeden Zijner kinderen niet dadelijk als zij komen tot Zijn troon van barmhartigheid en genade; maar Hij vermeerdert deze overtuigingen, die Hij ingeplant heeft. Hij maakt de last, die Hij op hun rug gezet heeft, zwaarder; Hij verbergt Zich veeleer dan dat Hij Zich ontdekt, en trekt Zich meer terug dan dat Hij naderbij komt. Nu, dit alles is bedoeld om met te meer ernst naar Hem te doen uitzien, met meer openhartige eenvoudigheid, met een meer volstrekte afhankelijkheid van Hem te leven en de mededeling der zegeningen van Hem alleen te verwachten. Om al meer van de sterkte van het schepsel af te zien en met een vaster voornemen in de ziel alle eigengerechtigheid te verzaken en geheel te steunen op des Geestes onderwijzingen en de zoete openbaringen van Jezus Zelf.