Doch roepende tot de Heere in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten. Psalm 107:6
O, wat een genade is het, dat er een God is om tot Hem de toevlucht te nemen! Een God, Dié hoort en antwoordt op het gebed! En wat een zaligheid is het, in staat gesteld te worden zijn belaste geest in Zijn boezem uit te storten. Merkt op de woorden: „Doch roepende tot de Heere in de benauwdheid”. Indien gij in benauwdheid zijt, hier hebt gij e§n voldoende waarborg om daarmede tot God te gaan. Bemoeilijkt uzelf niet met de vraag, of gij uitverkoren of niet uitverkoren zijt. De Heere zet u niet voor die vraag, en gij behoeft dit ook niet te doen. Het antwoord zal u best tonen aan welke kant van de lijn gij staat. Zegt Hij niet: „Roept Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eren”? Bevindt gij u in een dag der benauwdheid? Hier hebt gij een zekere waarborg, dat gij tot God gaan kunt. Indien gij verwaardigd wordt te zuchten en uit te roepen tot de Heere, dan is er leven in uw ziel. God heeft u levend gemaakt door Zijn gezegende Geest, als Hij een zucht in uw hart gegeven heeft. Herinner u de man, in Ezechiël, op wie de Heere het zegel van goedkeuring zette. Het waren degenen, die zuchtten en uitriepen over al de gruwelen, die zij zagen en waarnamen in zichzelf en in anderen. Ezechiël 9:14. Indien dan de Heere een zucht en uitroep in uw ziel gelegd heeft vanwege de waarneming uwer gruwelen in uw hart, dan zijt gij één dergenen, op wie Hij Zijn zegel gezet heeft. Geheiligde benauwdheden zijn wel de grootste zegeningen, en één dier gezegende vruchten is deze, dat zij ons bewaren van neder te zinken op onze droesem en stil en gerust te zijn te Sion. Zou bij zorgeloze, wereldsgezinde, hoogmoedige, inhalige belijders, verzonken in vleselijkheid en dood, ooit een zuchten of roepen in hun ziel gevonden worden? Zij mogen een vormelijk gebed — een morgengebed, een avondgebed, een familiegebed — hebben, zo rond als een bal en zo koud als op Kerstmis. Stijf en bevroren in het vlees, zijn ze ijs in zichzelf, en waar zij komen, brengen zij die koude met zich mede. Maar de Heere laat Zijn volk niet wandelen op zo’n koude, levenloze, bevroren weg met slechts wat vormelijke vroomheid, wat lippendienst en met gebeden, die op een oude, versleten schoen gelijken, zijnde veel gebruikt. Hij zendt verdrukkingen, beproevingen en benauwdheden over hen, brengt hen in de woestijn, oefent hen degelijk in het pad der verdrukking, en onder dit alles ondersteunt Hij hen en verwekt een roepen in hun ziel, dat Hij gewis verhoren zal.