Zij gaan van kracht tot kracht. Psalm 84:7
Zij gaan van kracht tot kracht. In de kanttekening staat: „Van gezelschap tot gezelschap”. Ik geloof liever, dat de bedoeling is: Zij gaan van rustplaats tot rustplaats. Er waren zekere vastgestelde plaatsen, waar het gehele gezelschap des nachts rustte. Zo lezen wij, dat het kind Jezus overbleef te Jeruzalem, en zijn ouders wisten het niet. Zij veronderstelden, dat Hij in het gezelschap was, dat wil zeggen, dat Hij was meegegaan met de reizende pelgrims, doch toen de avond kwam en zij Hem zochten, vonden zij Hem niet. Deze rustplaatsen waren zekere plaatsen, waar de karavaan van de reizende pelgrims bij nacht rustte. Op deze opeenvolgende plaatsen herkregen zij nieuwe krachten en werden zij in staat gesteld de lange reis te doorstaan en des morgens, na een zeer verkwikkende rust, hun reis voort te zetten. De psalmist, het geestelijke beziende, zegt: „Zij gaan van kracht tot kracht”. Op elke rustplaats ontvingen zij nieuwe kracht om hun reis te vervolgen. Is het niet alzo in de genade? Er zijn rustplaatsen in het geestelijk leven, waar de ware pelgrims hun kracht vernieuwen. Bij voorbeeld: elke openbaring des Heeren is een mededeling van geestelijke kracht, een plaats van herstelling, waar de ziel de kracht vernieuwt om te kunnen voortgaan. Elke belofte, die met zoete kracht in de ziel wordt afgedrukt, is een pleisterplaats, waar de reiziger mag rusten. Elke ontdekking van een aandeel in Christus, elk blijkje van de genade en heerlijkheid van Jezus, elk woord van des Heeren lippen, elk toe- knikje van des Heeren vriendelijk aangezicht, elk teken ten goede, alles wat bemoedigt, ondersteunt en de ziel vertroost, stelt haar in staat voort te treden tot haar hemelse woning, en is een pleisterplaats, waar de pelgrim rust en waar zijn afgematte leden verkwikt worden. En waar zou hij kunnen rusten, dan alleen waar God rust? En rust God niet in Zijn liefde? En kunnen wij ergens rusten, dan alleen waar de liefde Gods in onze harten wordt uitgestort? Rust God niet in Zijn beminde Zoon? Kwam niet de stem uit de hoogwaardige heerlijkheid: „Deze is Mijn geliefde Zoon, in Welke Ik al Mijn welbehagen heb?” Het welbehagen Gods concentreert zich in Christus, al het vergenoegen des Vaders rust in de Zoon Zijner liefde. „Zie Mijn Knecht, Die Ik ondersteun; Mijn Uitverkorene, in Welke Mijn ziel een welbehagen heeft”. Is het niet geestelijk met ons gesteld zoals met de Israëlieten van ouds? Wanneer de vuurkolom staan bleef, vertoefden zij ook, en wanneer zij zich ophief, verreisden zij. Wanneer de wolk voortging, volgden zij, en bleef zij staan, dan legerden zij zich en rustten onder haar schaduw.