Indien Christus niet opgewekt is, zo is uw geloof tevergeefs, zo zijt gij nog in uw zonden. 1 Korinthe 15:17
Kijkt u eens naar de opmerkelijke situatie, dat de apostelen de opstanding van Jezus als het ware tot het fundament van al hun preken en toespraken maakten, want we kunnen ervan verzekerd zijn dat de Heilige Geest de apostelen ertoe inspireerde aldus te prediken. En zie de reden waarom ze deze sterke getuigenis aan het front van het gevecht droegen dat ze in naam van God tegen het koninkrijk van het duister en de dood voerden. De Heere des levens en der heerlijkheid was door de Joodse raad ter dood veroordeeld op beschuldiging van godslastering, ten eerste, omdat Hij had gezegd dat ‘Hij deze tempel, die met handen gemaakt was, zou afbreken, en in drie dagen een andere, zonder handen gemaakt, zou bouwen’ (Marc. 14:5 8), en ten tweede, dat Hij had verklaard, in aanwezigheid van de raad, dat Hij de Christus was, de Zoon van God (Mare. 14:61 -64). Hij stierf derhalve op beschuldiging van godslastering, in pijn en schande, openlijk gekruisigd voor die vermeende misdaad ten overstaan van de duizenden verzamelden die uit alle delen van Jeruzalem waren gekomen om het Pascha te vieren. Welnu, als Christus niet uit de doden was opgestaan, zou die aanklacht zijn bevestigd, en zou Hij terecht zijn veroordeeld door de stemmen van vele duizenden als zijnde rechtvaardig ter dood gebracht. Het was daarom noodzakelijk, niet alleen voor het hele plan van de verlossing, maar voor de waarachtigheid van Jezus Zelf en voor de hele waarheid van het evangelie, dat Hij uit de doden werd verwekt door de kracht van God als de bezegeling van Zijn opdracht, als de blijvende, onweerlegbare en onschendbare waarheid dat Hij de Messias was, de Zoon van God, zoals Hij beweerde te zijn.
Lezen: 1 Korinthe 15:1-17