Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn. Lukas 23:43
Als we over de stervende moordenaar lezen, is dit dan niet heel bemoedigend voor Gods arme, door zichzelf veroordeelde en door zonden gekwelde kinderen? Wat kunnen we nog meer willen dan zo’n vrije en volledige verlossing? Is dit niet de allerhoogste genade waarnaar uw ziel soms zo diep verlangt? U kunt erop rekenen, of u dit nu aanvoelt of niet, dat u dezelfde verlossing nodig hebt als hij; nee, het is nodig dat u haar op dezelfde wijze ontvangt, en dat zij u op dezelfde wijze wordt geopenbaard. Als de Heere u ooit heeft vernederd, en u de schuld van de zonde heeft laten ervaren, en het kwaad in uw hart, heeft u geen steen om naar die gekruisigde kwaaddoener te werpen; maar in uw waarneming bent u in elk opzicht even slecht als hij. Nee, ik denk dat er duizenden in de hel zijn die niet half zulke zondaren zijn geweest als u. Ik kan dat voor mezelf zeggen. Laat mensen derhalve over verdienste praten zolang ze willen, maar laat dit al ónze hoop en al ónze verwachting zijn: verlost te worden door de openbaring van de allerhoogste, onderscheidende genade. Ik weet zeker dat dit het zoetste lied is dat iemand op aarde kan zingen, en het zoetste lied dat iemand in de hemel kan zingen. Moge de Heere, als dit Zijn genadige wil en bedoeling is, elke arme, door zichzelf veroordeelde zondaar hiermee bemoedigen. Gedenk, mijn vriend, gedenk de moordenaar aan het kruis; was zijn zaak niet zo slecht als de uwe ooit kan zijn? U zegt dat uw hart zo slecht is. Dat is het ook; slechter dan u het ooit heeft gezien. Uw zonden zijn zo groot; u heeft er nog geen duizendste deel van gezien. Uw hart is zo vol kwaad; vol, ja, voller dan u net ooit zag of ooit zult zien. O, dat dit sommigen van Gods wanhopende heiligen ertoe mag aanmoedigen hun ogen en hart op te heffen, en te geloven dat dezelfde genade die toereikend was om de stervende moordenaar te verlossen, ook voor hen voldoende is. Reken erop, als zij hetzelfde geloof hadden dat zijn hart bezielde, zouden ze zeggen: ‘Heere, gedenk mijner.’ En vroeg of laat zal, zoniet in dezelfde bewoordingen, echter wel de kern ervan, tot hun hart worden gesproken: ‘ Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn.’
Lezen: 1 Timotheus 1:12-20