Jozef is een vruchtbare tak, een vruchtbare tak aan een fontein. Genesis 49:22
Er zijn veel vruchten die waardeloos kunnen zijn, ja, erger nog, giftig. Een paar jaar geleden stond een man op een drukbelopen brug in een grote stad met een mand met vruchten in zijn handen die er erg verleidelijk uitzagen. Velen kochten ervan, en sommigen gingen naar huis en stierven. Wat had die man in zijn mand? De vruchten van de wolfskers, ofwel de ‘dodelijke nachtschade’, waarvan de bessen er als prachtige vruchten uitzien, maar ervan te eten betekent een wisse dood. Dus het is niet hoe de vruchten eruitzien (want het oog, tenzij deskundig, kan het goede niet van het kwade onderscheiden), wat ze tot goed en zuiver maakt. Er kunnen veel zogenaamde vruchten zijn, die toch niet geschikt zijn om op de tafel van de koning te zetten. Als dus de gezegende Geest over vruchten spreekt, en Jozef een‘vruchtbare tak’ noemt, bedoelt Hij vruchten die zijn voortgebracht door de genade Gods; vruchten die, gewogen op de weegschaal van het heiligdom, en beoordeeld door het nauwkeurig onderzoek van een onfeilbaar oog, die naam opeisen en ook verdienen. De enige vruchten die dus de naam waardig zijn, zijn die vruchten die door de Heilige Geest zijn voortgebracht, en die voortspruiten uit een levende verbintenis met Gods Zoon. En al de zogenaamde vruchten die niet voortkomen uit deze levende verbintenis, en die niet zijn voortgebracht door de werkingen en invloeden van de Heilige Geest in het hart — men mag ze noemen zoals men wil, maar God zal ze nooit op Zijn tafel leggen. Maar Jozef was ‘een vruchtbare tak’, aangezien de vruchten die hij droeg Gods eigen voortbrengselen waren.
Lezen: Genesis 49:22-26