En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is; Welke de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen. Handelingen 3:20-21
Als we een blik op de heerlijkheid van Christus hebben verkregen, en Zijn wederkomst door een levend geloof beseft wordt, ziet de ziel voorbij deze tijdstoestand en alle zorgen en smarten van dit tranendal, naar die glorieuze dag waarop zij volmaakt overeen zal komen met het beeld van Christus, en nooit meer tegen Hem zal zondigen. Bij deze wederkomst zal Hij ons vernederd lichaam veranderen opdat het gelijkvormig wordt aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen (Fil. 3:21). En ‘alsdan zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning. Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?’ (1 Kor. 15:54,55). Welnu, als dit zo is, als Jezus is heengegaan om ons een plaats te bereiden, en heeft beloofd dat Hij wederkomt om ons tot Zich te nemen, opdat ook wij mogen zijn, waar Hij is, (Joh. 14:3,) zal deze hemelse waarheid, indien ontvangen in een gelovig hart, dan niet een genadige invloed op onze dagelijkse levenswandel uitoefenen? Dat is tenminste het getuigenis van Johannes: ‘Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een iegelijk, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is’ (1 Joh. 3: 2,3). Als we door goddelijk onderricht zijn gaan inzien dat deze tegenwoordige wereld een boze wereld is, waar Christus ons uit kwam verlossen door Zichzelf te geven voor onze zonden en als zodanig onder de toorn en vloek Gods verkeert; als we beseffen dat al hetgeen er in is door zonde en smart bedorven is, en door de genade erop vertrouwen dat als de Heere verschijnt, we met Hem in heerlijkheid zullen verschijnen, zal dit ons dan niet in hart en geest van de wereld afscheiden, en ons met Gods hulp en zegen het evangelie waardig doen wandelen (Filipp. 1: 27), en doen spreken en handelen als een eigen volk, ijverig in goede werken? (Tit. 2: 14).
Lezen: Johannes 14:1-14