En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijn hoop, die is op U. Psalm 39:8
Wat betekent het om te kunnen zeggen: ‘mijn hoop, die is op U’? Te ervaren dat op de Heere alle hoop voor onze verwarde geest rust; dat op Hem onze hele schat is geplaatst (want waar iemands schat is, daar is ook zijn hart); dat Hij onze Rots is, waarop we ons wagen voor de eeuwigheid, oog in oog met de zonde, dood en hel. ‘Mijn hoop, die is op U.’ Niet op mijzelf – wispelturig en zwak; niet op mijn eigen gerechtigheid – vervuild en bezoedeld; niet op mijn eigen sterkte, die totale zwakte is; niet op mijn besluiten, die verbroken zullen worden; niet op het schepsel, grillig en weifelend. Nee: mijn hoop is op U, Heere. Voor we tot dit punt kunnen komen—op God hopen – moeten we iets van Zijn Persoon en karakter kennen. Let goed op, er staat niet ‘ik hoop op God, maar ‘in God’ (Eng. vert.). Het is een ding om ‘op God te hopen’ en een ander om ‘in God te hopen’ .Wanneer we op God hopen, hopen we op Zijn eigenschappen, op Zijn volkomenheden, op Zijn uitnodigingen, op Zijn beloften. Maar dit is niet de Persoon van de Heere. Dit is niet een blik in Zijn hart en gemoed. Dit is niet het rusten van de ziel in de Drie-enige God, zoals persoonlijk aan haar geopenbaard. Het ‘hopen op’ God is uiterlijk — en het ‘hopen in’ is innerlijk. Het ‘hopen op’ is wanneer de ziel op enige afstand is—het‘hopen in God’ komt tot in het diepste van het hart van de Heere. Zo zien we dat het niet hetzelfde is als we onze hoop op God stellen of in Hem. We kunnen onze hoop pas innerlijk op God vestigen als we het heiligdom achter het voorhangsel zijn binnengegaan, als we in het meedogende gemoed van Jezus hebben gekeken, als alle emoties en verlangens van ons hart het vergankelijke hebben overstegen en voorbij de donkere wolk die boven de aarde zweeft zijn gerezen naar het hart van de Drie-enige God om zich daar te vestigen, als onze hoop des eeuwigen levens.
Lezen: Psalm 43