De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. Markus 14:38
Waar de genade Gods ook is, zij noodzaakt degene die er deel aan heeft naar Zijn eer en heerlijkheid te leven. Al spoedig merkt hij echter hoe moeilijk dat is. Zo zwak is het vlees, zo sterk de macht van de zonde, de geslepenheid van de duivel, de kracht van verlokking, en de strikken die overal voor onze voeten zijn gelegd, dat we niet kunnen doen wat we zouden willen, noch kunnen zijn wat we willen. Voordat we het goed beseffen, raken we met een of andere afgod verwikkeld, of worden we afgeleid door een of ander vleselijk genoegen, wat onze geest verduistert, en ons misschien wel voor de rest van onze dagen bitter werk oplegt. Op deze manier leren we echter niet alleen de zwakheid van het vlees kennen, maar ook waar en in wie al onze sterkte zich bevindt. En terwijl de genade van de Heere Jezus, geschikt, toereikend en overvloedig als zij is in en door de zwakte van het vlees kenbaar wordt, legt Zijn wonderbaarlijke liefde en zorg door ons zo te steunen, medelijden met ons te hebben, en barmhartigheid te tonen terwijl we terecht toorn verwachten, ons de heilige verplichting op in Zijn vrees te lopen en naar Zijn lof te leven. We zijn zulke vreemde wezens. We zijn bereid, meer dan bereid, door de Heere onderricht te worden, want we smeken Hem voortdurend, in alle oprechtheid, ons te onderrichten. Toch houden we niet van Zijn manier van lesgeven als deze in het vlees snijdt. We verlangen oprecht naar de eer en heerlijkheid van God te leven. Toch, als er een offer van geld, of gemak, of comfort of reputatie voor wordt gevraagd – meer nog als het nodig lijkt het rechteroog uit te rukken of de rechterhand af te hakken – of we trekken ons terug en verzetten ons omdat er geen makkelijker en aangenamere manier voor het vlees is. Toch, wellicht, als het ons mogelijk wordt gemaakt het offer te doen dat door het Woord en ons geweten wordt vereist, mengt zich een zoetheid in onze geest met de bitterheid van het vlees.