En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft. 1 Johannes 3:23
God beveelt ons ‘elkander lief te hebben.’ ‘Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander lief hebt’ (Joh. 13:34). Kan ik vanuit mezelf deze liefde ervaren? Ik kan net doen alsof ik dat kan; ik kan doen zoals iemand lang geleden deed, die naar zijn broeder toeging met een zeer broederlijke groet: ‘Is het wel met u, mijn broeder’ (2 Sam. 20:9) om hem vervolgens onder zijn vijfde rib met een zwaard te treffen. Ik kan zeggen: ‘Broeder dit,’en ‘Zuster dat’ —‘wat heb ik u lief! ’ —‘wat een genegenheid voel ik voor u! ’ Ik zou, als God me niet eerlijk liet zijn, die rol van verkapte huichelaar kunnen spelen. Maar ik kan de ware liefde niet ervaren, noch opbrengen, zonder dat een bijzonder werk aan mijn ziel wordt verricht door de Geest. Hij verruimt het hart, en doet de ziel aan Zijn voetbank smelten. Hij geeft liefde tot Hemzelf, en met die liefde geeft Hij liefde tot Zijn volk, pure genegenheid; niet geveinsd, maar vanuit een oprecht verlangen naar hun geestelijk welzijn; niet een paar schijnheilige zinnen, maar een echt gevoel van broederschap; niet zomaar het woord ‘broeder’, maar broederlijke liefde vanuit het hart. Als Hij het hart verruimt, willen we ons niet onder onze broeders mengen om te zeggen: ‘Broeder,’ of‘Zuster’; we voelen hen direct in onze ziel. Als we alleen met God zijn, stroomt er een tedere genegenheid naar hen toe vanuit ons hart, we omhelzen hen in onze ziel. Nee, sterker nog, we kunnen onze vijanden vergeven als de Heere ons hart verruimt. Als we hun de juiste plek kunnen geven, waar we hen zouden zien zoals ze zijn, kunnen we hen vergeven, ofschoon ze zeer onvriendelijk tegen ons zijn geweest en ons gemeen hebben behandeld. Ik heb gemerkt dat als het de Heere belieft het hart te verruimen, boosheid, vijandschap, vooroordeel, verbittering, kwaadwillendheid – deze onreine vogels, allemaal op de vlucht slaan, en eenvoud, tederheid, nederigheid en liefde allemaal in de ziel tot leven komen.
Lezen: Johannes 13:12-35