Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen. Psalm 119:132
De Heere ziet op Zijn volk met medelijden. Net als toen Hij, na de zondvloed, vanuit Zijn hoge heiligdom neerkeek op Noach en allen die bij hem in de ark waren, en vanuit Zijn hart teder medelijden stroomde, zo kijkt Hij vanuit Zijn hoge heiligdom neer op alle arme, zwoegende, worstelende pelgrims hier beneden, en beziet hen met medelijden en mededogen, vanuit Zijn genadige en medelevende hart. Hij ziet dat sommigen door verzoekingen worden gekweld; anderen worden geplaagd door een zondig ongelovig hart; anderen geteisterd door omstandigheden; anderen diep waden door tijdelijke beproevingen; anderen rouwen om Zijn afwezigheid; anderen worden vervolgd en verstoten door de mensen. Elk hart kent zijn eigen bitterheid, elk heeft een zwakke plek dat het oog van de Heere ziet; en de Heere, als een God van genade, ziet op hen neer en heeft medelijden met hen .Als Hij ziet dat ze vastzitten in een strik, heeft Hij medelijden met hen omdat ze zo verstrikt zitten; als Hij ziet dat ze opzij worden getrokken door de afgoderij en het kwaad van hun gevallen natuur, heeft Hij medelijden met hen omdat ze dolende zijn; als Hij ziet dat ze aangevallen en gekweld worden door de duivel, ziet Hij op hen neer met mededogen vanwege zijn aanvallen. Maar de Heere heeft de geweldige kracht om Zijn arme, lijdende kinderen te vertroosten, die zwoegen en worstelen door deze woeste huilende wildernis, want ‘voor hulp wordt gezorgd door Degene die machtig is’ (vgl. Ps. 89: 19); die ‘volkomenlijk zalig maken kan’ (Heb. 7:25).
Lezen: Hebreeën 4