En nu, broeders, ik beveel u Gode, en het Woord Zijner genade, Die machtig is u op te bouwen, en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden. Handelingen 20:32
Sprekend over dit ‘woord Zijner genade’, zegt de apostel dat het ‘machtig is u op te bouwen ’ (Hand. 20:32). Een fundament was in hun hart gelegd; ze waren van de zandbodem van zichzelf weggevoerd; de toren van Babel van hun rechtschapenheid was in stukken geslagen, en de stenen en het slik ervan over de vier windstreken verspreid. Christus was door de gezegende Geest als een fundament in hun ziel gelegd. Naar Hem waren ze gekomen als armzalige zondaren: van Hem maakten ze gebruik; Zij n Persoon hadden ze gezien door het oog van het levende geloof; ze hadden gevoeld dat Zijn bloed uitzonderlijk kostbaar was; onder Zijn gerechtigheid hadden ze zich verscholen; iets van Zijn stervende liefde was in hun hart uitgestort. Hierdoor kwamen zij op een stevig fundament te staan — de Rots der Eeuwen Jezus Christus! Op Hem stonden ze derhalve, en ‘uit Zijn volheid ontvingen allen genade voor genade’ (Joh. 1:16). Hierop moesten ze dus worden gebouwd. En er was slechts één ding dat hen zo kon opbouwen—‘het woord van Gods genade’ .Waarom? Omdat er zich helemaal niets in ons hart bevindt dat van begin tot eind geestelijk goed is, behalve wat ‘het woord van Gods genade’ overbrengt. Het is door ‘het woord van Gods genade’ dat we op de Rots der Eeuwen, Jezus Christus, worden gelegd; het is door ‘het woord van Gods genade’ dat elke steen vastgehecht wordt in het geestelijke bouwwerk; en het is door ‘het woord van Gods genade’ dat de hoeksteen op het laatst wordt geopenbaard, terwijl geroepen wordt: ‘Genade, genade zij denzelven! ’ (Zach. 4:7).
Lezen: Zacharia 4