Alzo zegt de Heere, uw Verlossende Heilige Israels; Ik ben de Heere, uw God, Die u leert, wat nut is, Die u leidt op de weg die gij gaan moet. Jesaja 48:17
Als we Gods kinderen zijn, zullen Zijn leringen ons ten goede komen. Soms zal Hij, door ons bezoekingen en verzoekingen te verschaffen, ons leren door middel van onze eigen vijanden, die ons onze fouten laten zien, waar onze vrienden dat niet doen. In alles zullen we worden onderwezen. Dit is nu het grote verschil tussen een kind van God en een kind van de boze. Alles wat een kind van God doormaakt is tot nut, ten goede van hem, en alles wat een kind van de satan doormaakt is ten kwade van hem. Door alles wordt de ene met zegeningen overladen, en door alles wordt de andere met vloeken overladen. Wat is het dus een zegen de hoop te hebben dat we op de goede weg zijn, dat de Heere ons onderwijst tot nut van ons! Ik wil dat u, die God vreest, deze zaak goed in uw hart overweegt. Zeg niet: ‘Ik weet dit en dat; ik heb vele jaren lang een beginselvaste belijdenis; ik ben zuiver op het punt van de uitverkiezing; ik ben lid van een rechtzinnige kerk; ik luister naar die en die predikant.’ Maar kijk eens hiernaar. ‘Wat heeft mijn godsdienst met me gedaan?Wat heeft mijn belijdenis tot stand gebracht in mijn hart?’ Laat me mijn ogen eens op dit ene ding richten; laat ik mijn aandacht van al het andere afhouden en mijn ogen er zo nauwkeurig op richten als een bankbediende op een watermerk: wat heb ik tot nut van mijzelf geleerd? Draag ik Schriftuurlijke tekenen dat ik een van degenen ben die God onderwijst ? Als dit zo is, ben ik één van Gods kinderen, want ‘al uw kinderen zullen van de Heere geleerd zijn, en de vrede uwer kinderen zal groot zijn’ (Jes. 54:13). Maar als we niets van dit profijtelijke onderwijs in ons kunnen ontdekken, moeten we op onze hele belijdenis schrijven: ‘Tekel; gij zijt in weegschalen gewogen; en gij zijt te licht bevonden’ (Dan. 5: 27).
Lezen: Efeze 4:17-32