Genees mij, HEERE! zo zal ik genezen worden; behoud mij, zo zal ik behouden worden, want Gij zijt mijn lof. Jeremia 17:14
In welk een wanhopige, welk een jammerlijke toestand zouden we verkeren als er geen geneesmiddel voor deze ellende en droefenis zou zijn die de aarde heeft ontwricht, en als een enorme aardbeving al haar fundamenten aan het wankelen heeft gebracht (Ps. 8 2:5). Wat zou het een hel zijn als er niets in de wereld dan zonde en verdriet was; als we slechts voor enkele korte weken, of maanden, of jaren de beker van smart diep moesten leegdrinken, ondergedompeld moesten worden in de vloedgolven van zonde, weeklagend naar ons graf moesten gaan, om dan onze ogen te openen in oneindige rampzaligheid! Maar o, zie omhoog, gij weeklagende heiligen, die vaak gebukt gaan onder wereldse zorgen en verdriet, en veel vaker en veel zwaarder onder de diepe verdorvenheden van uw hart, zie omhoog en zie die hemelse lichtstraal die zelfs nu door deze zwarte droefgeestigheid lijkt te schijnen, deze ondoordringbare duisternis, zoals een zonnestraal soms in een ogenblik het aardoppervlak verlicht. ‘Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte; om te verschijnen degenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods; om onze voeten te richten op de weg des vredes’ (Luk. 1:78,79). Kunt u niet als het ware een stem van God horen die tot de schuldige mensenkinderen spreekt, eenzelfde stem als die de herders hoorden toen het hemelse koor zong: ‘Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen?’ Kunt u niet zien hoe de genade lijkt te verschijnen, als uit het hart van God, door de engelen? Hoe ze als met een engelenstem tot de mensenkinderen spreekt en hun vertelt dat er een balsem voor al hun smarten is, een geneesmiddel voor al hun kwalen? Kunt u niet de hand zien die naar het verzoenende bloed en de rechtvaardigende gehoorzaamheid van de Zoon van God wijst, en zegt: ‘Dit is het geneesmiddel, het enige middel dat God heeft gegeven voor alle zonde en verdriet die op de wereld zijn.’
Lezen: Jeremia 8:4-22