Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde. Hebreeën 4:15
Hoe groot het aantal of hoe erg de geestelijke smarten en zorgen van Gods kinderen ook zijn; onder welke overtuigingen, lasten, smarten, noden, gewetensnoden, twijfels, angsten en ontzettingen onder Gods toorn zij ook gebukt gaan; of dat zij nu zuchten en steunen onder de vloek van de wet, het verbergen van Zijn gezicht, het uitdoven van de glans van Zijn aangezicht; Jezus, hun gezegende Voorloper, heeft het allemaal ondergaan in de dagen van Zijn vlees, en oneindig veel erger dan een mens zich kan voorstellen. Kan een mens ervaren of uitspreken wat de geliefde Verlosser doorstond in de hof van Gethsemané, toen Zijn ziel diepbedroefd was, zelfs tot de dood toe; toen Hij driemaal smeekte dat de beker aan Hem voorbij mocht gaan en in doodsnood verkerend zo intens bad, dat Zijn zweet als het ware als grote druppels bloed op de grond viel? Kan Hij niet waarlijk zeggen: ‘Gaat het ulieden niet aan, gij allen, die overweg gaat? Schouwt het aan en ziet, of er een smart zij gelijk mijn smart, die mij aangedaan is, waarmede de Heere mij bedroefd heeft ten dage der hittigheid Zijns toorns’ (Klaagl. 1:12).
Een ontwaakte zondaar, door God tot leven gewekt, hoeft slechts het gewicht van zijn eigen zonden te dragen, maar Jezus moest de zonden van miljoenen dragen. Er komen op z’n hoogst een paar druppels van de toorn Gods, en dan als deze reeds is bedaard, in het geweten van een bevende zondaar terecht. Jezus kreeg echter al Gods toorn, ten gevolge van miljoenen bevrijde overtreders, te verduren. Het zijn slechts de verre donderslagen van de wet die in een overtuigde ziel van een zondaar weergalmen, maar de hele onweersstorm barstte los op het hoofd van de Borg. In kleine toorn verbergt God een ogenblik Zijn gezicht voor Zij n Sion, maar in grote toorn verborg Hij Zijn gezicht voor Zijn geliefde Zoon. Dus, wat de geestelijke smarten en moeilijkheden van het bezochte Sion ook zijn, zelfs als zij ‘door onweder voortgedreven en niet getroost’ (Jes. 54:11) wordt, bij alles heeft zij een Hoofd, Dat oneindig veel meer heeft geleden dan alle leden gezamenlijk. Het is dus Zijn persoonlijke ondervinding van deze geestelijke bezoekingen waardoor de gezegende Heere zo’n medelevend Hogepriester aan de rechterhand van God is.
Lezen: Klaagliederen 1:12-22