Dewijl wij dan een grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is namelijk Jezus, de Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. Hebreeën 4:14
Maar tussen de hogepriester onder de wet en de ‘Hogepriester over het huis Gods’ bestaan er naast punten van overeenkomst ook punten van verschil. De hogepriester onder de wet was slechts een mens en de ‘Hogepriester over het huis Gods’ is God-mens, ‘Immanuël, God met ons’, de eeuwige ‘Zoon van de Vader, in Waarheid en Liefde’, Die onze natuur heeft verenigd met Zijn eigen goddelijke en heerlijke Persoon. De hogepriester onder de wet stierf in de loop der jaren, en werd opgevolgd door een hogepriester even sterfelijk als hijzelf (zie Hebr. 7:23), maar de Hogepriester hierboven leeft voor eeuwig om ‘voor ons te bidden ’.
De hogepriester onder de wet kan iemand zijn (en de apostel lijkt hierop te zinspelen) die geen medelijden met of medegevoel had met de onvolkomenheden en zonden van degenen voor wie hij offerde; hij zou kunnen zijn als een priester, die een en al heiligheid lijkt, maar geen teder hart heeft om mededogen te hebben met afvalligen en degenen die zijn afgedwaald. De ‘Hogepriester over het huis Gods’ echter, zegt de apostel hierover, is iemand die ‘medelijden kan hebben met onze zwakheden.’ De hogepriester onder de wet kan wel of niet worden verzocht; hij kan wel of niet iemand zijn die de kwelling van zijn eigen hart kent en de werkingen van zijn gevallen aard, en daarom wellicht niet ‘in alle dingen verzocht’ is geweest gelijk als degenen voor wie hij een offer aanbiedt. De ‘Hogepriester over het huis Gods’ is ‘in alle dingen, gelijk als wij, verzocht geweest’, en kan daarom medelijden opbrengen voor de verzochten. De hogepriester onder de wet was een zondaar; de ‘Hogepriester over het huis Gods’ is smetteloos, zonder zonde, ‘heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden’.
Lezen: Hebreeën 9:1-15