Dewijl wij dan een grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, de Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. Hebreeën 4:14
Het is niet nodig dat ik uitvoerig aantoon hoe de hogepriester onder de wet was gevormd -naar het beeld en voorbeeld van de Heere Jezus Christus. En toch zijn er bepaalde punten van overeenkomst en bepaalde punten van verschil die wenselijk zijn te bespreken, om het bedenken en de betekenis van de Heilige Geest te illustreren en te beschrijven in de woorden die ons worden voorgelegd. Er zijn drie punten van overeenkomst (er waren er meer, maar ik beperk me tot drie) rassen de hogepriester onder de wet en de ‘Hogepriester over het huis Gods’. Het eerste is dat de hogepriester offerde; het tweede, dat hij bad voor de zonden van de mensen op de grote verzoendag, door fijn gestoten welriekende specerijen te nemen en op vurige kolen die van het altaar waren genomen te leggen, en ze binnen de voorhang dragen (zie Lev. 16:12,13); en het derde, dat hij de mensen zegende (zie Num.6:23).
Welnu, in deze drie punten leek de hogepriester onder de wet schitterend op de Hogepriester over het huis Gods’. Maar o, wat is de overeenkomst zwak! hoe vaag het beeld! hoe schimmig het voorbeeld! De hogepriester onder de wet kon slechts het bloed van stieren en geiten offeren, dat nooit de zonde wegneemt; de ‘Hogepriester over het huis Gods’ offerde Zichzelf—Zijn eigen lichaam en Zijn eigen ziel—dat kostbare, kostbare bloed, dat ‘ons reinigt van alle zonde’. De hogepriester onder de wet kon alleen wierook offeren op de kolen van het altaar; de ‘Hogepriester over het huis Gods’ biedt dagelijks de macht van Zijn offer aan door ‘voor ons te bidden’. De hogepriester onder de wet kon de zegen alleen in bepaalde woorden uitspreken; hij kon die zegen niet geven of of de ziel overdragen; de ‘Hogepriester over het huis Gods’ zegent de ziel met de zoete blijken van Zijn liefdevolle goedheid en tedere genade.
Lezen: Leviticus 16:1-19