En wij allen, met ongedekt aangezicht de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelve beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest. 2 Korinthe 3:18
Wanneer onze begeerten en neigingen opstijgen tot waar de Heere Jezus Christus nu is; wanneer zij zich weten te verheffen boven de nevelen, de mist en de strijd; boven het gewoel en geraas; boven de zorgen en angsten, najagingen en vermaken, zonden en zorgen dezer aarde, kunnen wij in geloof, hoop en liefde leven boven en zonder al wat de aarde geeft en de heerlijkheid des Heeren met ongedekt aangezicht aanschouwende, „veranderd worden naar hetzelve beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest”, dat wil zeggen tezamen zitten in hemelse plaatsen in Christus Jezus. Toen de Heere Jezus ten hemel verrees, ging Hij in zijn heerlijkheid. Als wij Hem dan zien in zijn heerlijkheid door het geloof en de liefde, dan is daar het afschijnsel zijner heerlijkheid, en de heiligen, aldus begunstigd, hebben reeds de hemel, al zijn zij nog op aarde, en hebben de voorsmaak der heerlijkheid, die geopenbaard zal worden bij de komst des Heeren, voordat zij voor eeuwig met die heerlijkheid zullen bekleed worden. Er zijn er betrekkelijk weinigen, die zo hoog begunstigd zijn, en dat zelfs zeer zelden en voor slechts korte ogenblikken; maar dat neemt niets weg van de waarheid en zekerheid der zaak zelve. Het is een zeer gezegende waarheid, dat, zo wij leden zijn van het verborgen lichaam van Christus, het gebrek aan onze ervaring, ofschoon het ons veel van het genot berooft, ons niet berooft van ons deel aan en onze vereniging met ons groot Verbondshoofd en van de vruchten, die er uit voortspruiten.
Komt, laat ons samen Isrels Heer,
de rotssteen van ons heil, met eer,
met godgewijde zang ontmoeten!
Laat ons zijn gunstrijk aangezicht
met een verheven lofgedicht
en blijde psalmen juichend groeten!
Ps. 95:1